zaterdag 24 juli 2021

gast-auteur

PORTRET VAN DE AARDBEIENPLUKSTER ALS JONGE VROUW


door Robertus Baeken, vanuit de aardbeienvelden




21.
Kinderen moeten hun mond houden, dat is zo. Maar eigenlijk gold dit evengoed voor Va, die wél van het leven durfde genieten, maar wellicht uit angst om diezelfde huisvrede te verstoren, zichzelf en zijn verlangens zwijgend naar het achterplan schoof. Zoals zij hem voortdurend bezig zag in de tuin of in het werkhuisje, waar hij een leest had om schoenen te lappen, gaf hij steeds de indruk wat aan te modderen, zodat zijn leven zinloos gevuld was. Graag keek ze naar zijn sierlijk bewegende, door sigaretten bruin gerookte handen. Aan de vingers zaten bijzonder lange nagels waarvan er enkele, als gevolg van ongelukjes tijdens zijn intensieve arbeid, over de ganse lengte gekloven waren. Alleen de keren dat hij het werk onderbrak om een toefje tabak feilloos tot een sigaret te rollen, nam hij eventjes tijd om rond te kijken. Va rookte zijn sigaretten tot uitgedoofde, verkleurde eindjes die nog lange tijd tussen zijn lippen bleven bungelen. Die keren dat ze in de gelegenheid was hem, nadat hij een lucifer had aangestreken, recht in het gezicht te kijken, liet ze nooit voorbijgaan. Het trof haar altijd hoe hij glimlachte als hun blikken elkaar kruisten. Er ging dan zoveel warmte van hem uit dat ze medelijden voelde. Het kwetste haar zoals hij daar stond, in zijn eeuwige overall, zijn pet tijdens de bekende rustpauze naar achter geschoven. Het was op die ogenblikken dat haar vermoeden dat zijn leven mislukt was, vorm kreeg. Misschien kwam het doordat hij zo weinig zei, zodat klagen wel het laatste was waartoe hij zou overgaan: meer dan eens werd zij gegrepen door schuldbesef. Dan zag zij hem alleen te midden van zijn gezin; door vrouw en kinderen tekortgedaan.

   Van die tijd dateerde bij Mieke haar wensvoorstelling van een ruimte, waar zij alles wat haar dierbaar was, - personen, idealen over schoonheid, geluk en vrede, - kon onderbrengen en intact houden. Want het leven is een verloren strijd. Zij had een minnaar. Ze zou hier weggaan en haar eigen leven leiden. Voor deze verandering werd het hoogtijd. Toch hoopte zij met alle gezinsleden in het reine te blijven. Va moest zich geliefd voelen, van alle verdriet gespaard blijven!

   De laatste avond, vóór zijn vertrek naar Brussel, had ze Francis over haar bekommernissen gesproken, iets wat ze nooit eerder had gedaan. Ter herinnering, opdat hij niet van haar zou vervreemden, pakte zij voor hem haar mooiste geschenk uit. Het beste van zichzelf. Geen dure verlovingsring met gouden strikje! Wel kwam dat gedroomde huis ter sprake. In een paar woorden bouwde ze hun gemeenschappelijke woning rond de centrale kamer met schrijftafel en zijn duizend boeken tegen de wand. Een rustige hoek waar hij zijn denkbeelden verder kon ontwikkelen en ingang doen vinden.

   Francis liet haar uitpraten. Het verticale rimpeltje tussen zijn wenkbrauwen toonde aan dat hij ernstig over haar voorstellingen nadacht. ‘Ja Mieke,’ zuchtte hij, en daarop volgde een raadselachtige uitspraak waarvan de betekenis onduidelijk was. Kennelijk had hij het niet begrepen. Of wel? Goed, maar waarom had hij het over de dood in plaats van over hun toekomstig leven? ‘Dat huis bestaat nu al,’ had hij gezegd. ‘En ooit zullen wij er allemaal verblijven. Want het is de dood, de binnenkamer van ons leven waarin elke beweging tot stilstand komt en wij dag na dag worden weggedragen en opgeborgen; als vermolmde gebruiksvoorwerpen in een vergeten tombe.’


WORDT VERVOLGD

Geen opmerkingen: