woensdag 21 juni 2023

etymologie

gag

in het oud-noors wilde "gag-hals" zeggen: "met het hoofd achterover" (in het oud-noorse dialect: "gaga"; "achterover gevallen"); dat werd in het middeleeuws engels het werkwoord "to gag", willende zeggen "iemand verstikken", byzonderlyk door iets in iemands mond te stoppen. dus "een mond opvullen", en overdrachtelyk ook "een verbod om te spreken over een bepaald onderwerp"; in america was er in de eerste helft van de 19e eeuw een "gag-rule", die het je verbood om speeches tegen slaverny op te hoesten. zo kwam "gag" meer algemeen  ook te betekenen "iets volstoppen"; in het 19e eeuwse theater werden er vaak sketches en slapsticks opgevoerd, om een leemte tussen twee scènes op te vullen. vandaar: een "gag" als "een komische scène."

spytig genoeg weten we dus niet waar dat noorse "gag-hals" vandaan komt; maar ja, je grypt daar dan toch telkens weêr in het proto-germaans, dat een hypothetische, na-geconstrueerde "taal" is, of anders in het sanskriet, waarvan je de tekens met een gewone laptop niet eens kan noteren.


Geen opmerkingen: