dinsdag 21 september 2021

gast-auteur

PORTRET VAN DE AARDBEIENPLUKSTER
ALS EEN JONGE VROUW
door Robertus Baeken, vanuit de aardbeienvelden.




71.

De vernissage vond plaats in een langwerpig lokaal boven een winkelcentrum. Francis en Mieke waren als laatsten binnengekomen. Reeds hield een heer de gebruikelijke toespraak. Ze stonden bij de deur, weggestopt achter een dichte drom, zodat Mieke slechts flarden van zinnen bereikten; genoeg om zich te realiseren dat er een vlotte spreker aan het woord was. Het heden noemde hij ‘deze uiterst gevaarlijke brug naar een onbekende oever’. Hij had het ook over ‘dualiteit’ en ‘wisselwerking’, geleerde termen, nodig om de verdiensten van de kunstenaar toe te lichten. Nieuwsgierig of zij inderdaad iets van die kwaliteiten opmerkte, richtte zij haar blik naar een nabij doek. Was ze achterlijk? Hoe ze ook haar best deed vat te krijgen op deze ‘uitingen van een mens in een woelige tijd’, de aardbeienplukster zag niets dat zich als zodanig uit de verfklieders losmaakte. In een opwelling richtte ze zich tot Francis. ‘Knutselwerk! Dat kan ik beter!’

   Te oordelen aan zijn kwaaie blik, stelde hij haar cassante opmerking niet op prijs. Desondanks bleef Mieke bij haar standpunt: pure bedriegerij; derhalve ook deze bijeenkomst. De spreker heette de toehoorders welkom, waarna het publiek hem, zeker als gevolg van de lang in acht genomen stilte, welwillend bijviel door zich in een overdreven applaus af te reageren. Terwijl ze het gedrang gadesloeg en de conversaties opving van de genodigden langs de knutselwerken, kreeg ze een elleboogstoot. ‘Kijk, daar hebben we Eva! En George ook! Kom!’

   Mieke schoof aan voor een gratis fruitsapje bij de bar. Francis had minder geduld. Hij wrong zich gehaast naar zijn makkers. Nu had zij hem met haar glas in de hand voorzichtig in zijn kielzog kunnen volgen, maar zij wilde niet de indruk wekken van het schoothondje achter de hielen van haar baas. Zijn vrienden konden zich evengoed bij haar voegen. Dus bleef ze koppig staan.

    Zij was nooit eerder op een vernissage geweest en het observeren van dit eminente gezelschap van kunstkenners, intellectuelen en hun smaakvol geklede dames, amuseerde haar in voldoende mate om het een poos in haar eentje uit te houden. Het werd bijna een spelletje, zoals het kijken in een caleidoscoop waarin het leven werd nagebootst en, zoals Francis in zijn verbittering had opgemerkt, ‘de naakte mens kleren had aangetrokken en gekke kunstjes verkocht.’ Zo nam zij dit gebeuren op haar beurt waar: als iets dat zich uitsluitend aan de buitenkant afspeelde. ‘Een elegante verpakking, en klaar is kees!’ Hoefde zij maar te luisteren naar de praatjes, te kijken naar het vertoon! Niets verplichtte haar aan het gekwetter deel te nemen. Ook zij had een mond ja, maar als ze hem opendeed om haar mening te ventileren, zou vast niet één genodigde het met haar eens zijn; ook niet Francis. Blijkbaar zag hij haar enkel nog als het domme gansje dat, om haar kind aan een wettige vader te helpen, hem onafgebroken met haar trouwplannen op de hielen zat. Het leed geen twijfel dat zijn vrienden van zijn probleem op de hoogte waren. Een week tevoren zou zijn buitenmeisje zich nog vol schaamte achter een rug hebben weggestopt. Vanavond trotseerde haar blik hem stout.


WORDT VERVOLGD...

Geen opmerkingen: