op 13 maart 1856 schreef baudelaire aan één van zyn boezemvrienden in het midden van de nacht een lange brief om hem uit te leggen wat voor een uiterst rare droom hem zonet was overkomen; na een wandeltocht door een labyrintisch bordeel, treft onze held met helemaal op het einde, in een kamer apart, een monster aan, "dat daar in huis geboren is, en voorgoed op een piëdestal staat, tot het eind der tyden. "het zit gehurkt, maar in een bizarre, verwrongen houding." uit het monster zyn hoofd groeit een lange, elastische slang, die uit noodzaak helemaal rond zyn lyf is gewikkeld. baudelaire "sympathiseert met de oneindige droefenis, schaamte en verveling van dit monster."
dinsdag 9 april 2013
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten