14.
De volgende morgen kwam Karl me iets vroeger dan gewoonlijk met de pick-up aan mijn voordeur ophalen. Ik hoorde hem opvallend luid toeteren, alsof hij me tot spoed wilde aanmanen, daar hij iets hoogst belangrijks had mede te delen.
En waarover maakte mijn maat zich druk? Wel, hij had een nieuwe pet gekocht. ‘Kijk!’ Trots draaide hij zijn houten vlaskop in alle richtingen.
Om hem tegemoet te komen, zei ik de veelkleurige, vierkante plastiekjes boven de klep enig te vinden.
'En moet je horen!’ Zijn lachende ogen sloegen mijn reactie nauwlettend gade; vooral nadat hij opzij van de opstaande rand een knopje had ingedrukt waardoor de plastiekjes met het gezoem van aangestoken lampjes, als de lichttoetsen van een reclamebord, snel afwisselend begonnen te flitsen.
Weer prees ik Karl om zijn vindingrijkheid en buitengewone smaak. Alleen God wist hoeveel jaren ik nog met die knul moest samenwerken; en waarom zou ik dan een gelegenheid onverlet laten om onze banden nauwer aan te halen? Voortdurend confronteerde onze samenwerking me echter ook met mijn twijfels of ik op dit pad moest blijven doorgaan. Vreten, zuipen, neuken en tussendoor een oorverdovend rocknummer, dat was alles waarvoor hij leefde. Aan die klotementaliteit diende ik me aan te passen. Maar, troostte ik mezelf, dit was nog altijd te verkiezen boven maandenlang elke godganse dag met de neus op de droge cijfers van een bedrijfsboekhouding zitten, zoals dat bij mijn vorige baan het geval was. Al had ik niet voor deze banale levensvorm gekozen, zeker waren er ook leuke kanten aan.
Tot onze verrassing deed Vogel zelf open. Ik verwachtte enkele moeilijke vragen. Maar ofwel was hij vergeten dat ik Marie-Claire op zijn vraag achternagelopen had, ofwel wachtte hij een betere gelegenheid af. 'Komen jullie binnen!'
Ondanks Karls voorzorg om gisteravond vóór zijn vertrek de ontbrekende treden door stevige planken te vervangen, geraakte het heertje met veel moeite boven. Terwijl we ons gereedschap voor de dag haalden, stond hij leunend tegen de balustrade naar ons te kijken. Zijn aanwezigheid stoorde ons niet. Wij hoorden zijn piepend gehijg langzaam overgaan naar de geluiden dat een afgeleefd lichaam maakt nadat het zijn inspanningen te boven is gekomen. Hij scheen nogal last te hebben van zijn slikker.
'Marie-Claire kan elk ogenblik aankomen!' kraste hij. Daar hij het woord uitsluitend tot mij richtte, bleef ik onbeweeglijk staan, wachtend tot hij klaar was voor het vervolg. Dit kwam pas toen zijn adamsappel weer naar beneden floepte. 'Wil jij dan opendoen?' Zijn doordringende blik maakte het belang van de vraag overduidelijk. Hier stak meer achter dan gewoon de aankomst van een dienster.
'Komt in orde, mijnheer!’
De oude heer had onze werkzaamheden enkele minuten gevolgd. Daarna was hij opgestapt en liet ons verder ongemoeid. Ik neem aan dat het toen halfnegen was.
Een uurtje later hing hij weer op dezelfde plaats tegen de balustrade. Het radiootje speelde, zodat ik hem niet eerder had opgemerkt dan toen hij me van vlakbij toeriep: 'Hé jij, kom eens even!'
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten