LEONARD EN IK
door Robertus Baeken
49.
Na zijn terugkeer uit Belgisch Congo is Leonard bij mijn weten slechts één keer op reis geweest. Dat gebeurde op uitnodiging van een plaatselijke school, bestuurd door de Broeders van Liefde, die een studiereis organiseerde naar Italië. Ik vond dat onderwijzend personeel voor Leonard wel een ongewoon, zelfs wat benepen gezelschap, maar hij had altijd al het werk van Michelangelo in het echt willen zien, en vermoedelijk was de reis niet duur. Dus zei hij, toen hem deze buitenkans geboden werd, niet nee. Volgens Leonard was Michelangelo de allergrootste beeldhouwer die ooit op de wereld had rondgelopen. Na zijn reis naar Florence en Rome was dit respect nog toegenomen; iets wat zijn bescheidenheid voor het eigen oeuvre vanzelfsprekender maakte. Verder putte hij uit zijn omgang met het groepje leerkrachten, dat voornamelijk uit geestelijken bestond, nog enkele plezierige anekdotes, waarbij hij zonder rancunes, maar met heel wat binnenpret, de kleinmenselijke kantjes van die heren belichtte.
Verbazend hoe Leonard door zijn bijzonder charisma, zijn verdraagzaamheid en zijn vermogen om anderen te accepteren, zoveel mensen van allerlei slag aantrok! Dit betekent niet dat hij in zijn werkplaats erg veel bezoek kreeg. Maar je kon er zowel de burgemeester van Turnhout aantreffen als een gewone huismoeder. Zo heb ik in zijn atelier zowel kennisgemaakt met Sooike Lenders, een rare kwibus die op zijn oude dag naïeve schilderijtjes ineenknutselde, als met diens vroegere docent, de geniale kunstschilder Herman Diels. Deze laatste kwam ook één keer per week, - echter meestal op een tijdstip waarbij ik hem misliep.
Herman Diels (1903-1986) was 23 jaar ouder dan Leonard en eveneens een rasechte Turnhoutenaar. Samen met zijn jong overleden stadsgenoot en kunstbroeder Albert Van Dijck had hij zijn opleiding genoten aan het Antwerpse Hoger Instituut. Precies zoals Leonard was hij een tijdlang docent geweest aan de Turnhoutse Academie voor Schone Kunsten. Na een jarenlang verblijf te Brussel, waar meer kans bestond om relaties aan te knopen, die zijn carrière ten goede konden komen, was hij in 1964 naar zijn geboortestad teruggekeerd.
Door een buitengewoon toeval had ik hem al eens eerder in zijn atelier te Elsene aan het werk gezien. Dat zat zo: terwijl mijn neef Johan Van Nijen en ik in schoolverband de Wereldtentoonstelling van 1958 bezochten, kwam Johan op het idee zijn vriend Paul, die nog maar sinds kort in Brussel woonde, te gaan bezoeken. Paul was de enige zoon van Herman Diels. Wij sprongen de tram op en bereikten Elsene, waar we vader en zoon thuis aantroffen. In zijn eerder klein atelier was de vader volop bezig minuscule tinten olieverf op een doek uit te strijken. Ik zie nog hoe zijn hoofd zich kalmpjes naar ons keerde, met achter hem de felle kleurenmengeling op het doek waar ik als vijftienjarige geen jota van begreep; al was het me wel duidelijk dat hier heel secuur met verf werd omgesprongen.
Het was mooi weer en Paul begeleidde ons voor een heerlijke wandeling door het rustige stadsdeel.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten