zaterdag 7 september 2024

gast-auteur

VERZUCHTINGEN

door Robert Baeken

50.
Desondanks voelde hij zich licht als een veertje. Vanop het terras leek elke gewaarwording zich naar een eindeloos heden uit te strekken. Binnen dat gegeven was hij als een lege ruimte waarin plaats was voor de schoonheid van een torenspits en rondvliegende duiven in de blauwe lucht, maar waarin naast allerlei spookbeelden ook begrippen worden gehanteerd waarmee een mens al eens in de knoop raakt. De vloeken van zijn schoonvader dreven als zwarte wolkjes weg. Achter de einder verzamelden ze zich: die hele zwaarwichtige santenkraam van dogma’s, overtuigingen en andere onzin. Hoewel de weerman had voorspeld dat het vanavond zwaar zou gaan onweren, had geen enkele dag hem ooit zo licht en helder toegeschenen. Een onverklaarbaar geluksgevoel maakte zich van hem meester. Twee stoelen verder verhief zich de lach van een klant boven diens gezelschap. Als er een godheid zou bestaan, dan is Hij beslist zo onbeduidend en gratuit als die lach. Dan is Hij die lach zelf, dacht Paul. Alle zegen komt zonder dat erom gevraagd wordt. Met het glas aan de lippen volgden zijn halftoegeknepen ogen de stroom van passanten langs het trottoir, zich vasthakend aan elk willekeurig individu, tot deze tussen de menigte verdween.
   Hé, daar herkende hij zijn schoonvader. Zoals hij keurig gekleed ging, - met hoed en wandelstok, - zag ‘t eruit dat hij zich naar zijn stamkroeg begaf voor zijn wekelijkse kaartnamiddag. 
   ‘Blijf zitten, Katia! Ginds gaat Opa!’ Bang hem uit het oog te verliezen, haastte Paul zich tussen de drommen voetgangers. Maar Katia’s geschreeuw haalde hem in.
   Blijkbaar had haar grootvader de kreetjes ook opgevangen. Met bijna zwevende pasjes draaide hij zich om. Paul verwachtte dat hij eventjes zou blijven staan. Maar eens volledig rond, schuifelde hij gewoon verder.
   Paul tikte hem op de schouder. ‘Ik kom mijn schuld vereffenen.’ 
   Bij het zien van zijn kleindochter stak Opa haar zijn beverige hand toe. Het kind drukte haar gezicht tegen zijn pantalon. ‘Mathilde is thuis. Geef haar het geld zolang.’
   ‘Ik blijf bij Opa!’ Katia stampvoette.
   Paul trachtte haar los te rukken. ‘Kom, we moeten verder!’
   ‘Laat haar bij me,’ suste Opa. ‘Ik ben op weg naar het Stadspark. Mag zij de eendjes voeren!’ Hij gaf een tikje op de broodvoorraad in zijn zak. ‘Ik breng haar straks terug!’

(WORDT VERVOLGD...)

Geen opmerkingen: