Boekenbeurs
Vanaf mijn prilste kinderjaren zag ik mijn Vader nooit anders dan achter zijn schrijftafel. Als kostwinner voor een gezin van vijf kinderen zette hij zich meteen na zijn werk, als hij thuiskwam, achter zijn schrijftafel in het midden van de erge drukte, voor het componeren van psychologische romans. Zijn carrière als auteur kende ups and downs (binnenkort komt er een stripverhaal van hem uit), maar hoe dan ook is hij dus altijd, tot vandaag, blijven voort beitelen aan zijn literaire oeuvre. En daar heb ik uiteraard ook zelf die microbe vandaan. Op een dag, in het tweede studiejaar geloof ik, moesten we eens een opstel schrijven van precies één pagina; opeens overkwam er mij een soort schrijfkick, en schreef ik vanzelf mijn gehele kladschriftje vol. Ik zie het nog gebeuren, ik kon niet meer stoppen, - soms lijkt het alsof ik nog stééds in die schoolopdracht gevangen zit...
Op de Boekenbeurs signeer ik meestal zij aan zij met de schrijfster Diane Broeckhoven. Ook zij herinnert zich nog exact dat allereerste, merkwaardige ogenblik waarop zij begon te schrijven. “We moesten op school vijf zinnetjes schrijven waarin het woord ‘vis’ voorkwam,” aldus Diane. “Terwijl ik zodoende vijf aparte dingetjes begon te noteren, viel het mij opeens op dat deze zinnetjes alle vijf bij elkaar klaarblijkelijk een verhaaltje samenstelden. Eerst werd die vis gevangen, daarna bracht Vader diezelfde vis naar huis, en daarna gooide Moeder hem in de pan – de gewaarwording dat deze vijf zinnetjes tezamen één geschiedenis vertelden, ging als een schok door mijn lijf. Dit was pure magie, waar ik nooit meer van ben afgekickt.” Hoeveel succes je hebt als schrijver is eigenlijk onbelangrijk, de daad van het schrijven zelf is essentie.
Op een dag zei de zeer virtuoze schrijver Benno Barnard me wel eens me een zucht:“Verdorie toch, al die auteurs die niks of bijna niks verkopen, maar die toch, desondanks, dagenlang op die Boekenbeurs aan hun tafeltje blijven zitten – ik begrijp zoiets niet, - waarom gaan ze niet naar huis!” Een klacht die aan mij niet is besteed. Zoals ik vroeger, als Nachtburgemeester, menig café hielp sluiten, zo sluit ik sinds jaar en dag ook iedere avond de Boekenbeurs mee af. Voor de prachtige lezeressen die voorbijkomen in nylon; voor de onbekende dichters die niks van me kopen, maar die me zelf hun werk komen laten zien; voor de melancholie van de hall om tien voor zes, als de verkoopsters weer aan het inpakken gaan. Voor de ruzies, de naijver, de vage dronkenschap en het tijdversmos. Een oer-Belgisch ding, de Boekenbeurs, - en ik ben er een junk van.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten