jonathan druyts, een personage dat werd verzonnen door victor glorieux, een zekere nonkel van vitalski, is in ankara, op doorreis naar syrië. in zyn hôtel ontmoet hy een vlaamstalig meisje, dat hem uitnodigend aanspreekt...
deze integraal onverwachte situatie,- een intense ontmoeting met een wel zeer prachtige jongedeerne -, werd voor onze held een uiterst vreemdsoortige gewaarwording, niks minder. er onderhand zeker van zynde, ten dode opgeschreven te staan - hoeveel blanke, sportief ogende kerels zoals hy, zouden lachend in syrië naar binnen stappen om er wat later ongedeerd weêr buiten te geraken? doordat hem, geheel letterlyk, geen enkele toekomst wachtte, draaiden zyn zintuigen nu des te meer op volle toeren - doch, beste lezers: alle mooie woorden die zy sprak, alsook alle lieftallige gebaren die zy maakte, deden onze held pyn, en deden hem verdriet en maakten hem bang, in deze zo toverachtige, paarskleurige na-middernacht, onder dit alles verzengende geurenspel van munt en etherische balsem, vanille maar ook, dieper benedenwaarts, de uitlaatgassen van brommertjes die weg en weêr schoten. zy vroeg hem naar zyn naam, zyn leeftyd en zyn beroep, ook zélf niets voor hem verbergende - "patrica," was haar voornaam, en zy was negentien jaar oud; enkel ofte maar alleen verrukkelyk, was dit alles - en toch, hier kwam het op neêr: eender wat hier nu aan het oppervlak kwam, scheen deel uit te maken van een afscheidsritueel, zo onverbiddelyk. hy leerde haar kennen - maar tegelyk waren zy ermeê doende, afscheid te nemen van mekaâr.
"ik ga maar weêr 'ns naar binnen," sprak patricia zacht. haar peignoir, die vanboven een beetje was opengevallen, achteloos toch byeen-knypende. "morgen vroeg op," zei ze nog.
"o ja," vroeg jonathan quasi willekeurig. "waarom dan wel?" en zei nog:"gaan jullie vissen of zo?"
waarop patricia hem dit volgende aanreikte:"ik ben hier," zei ze, "met myn zus, maar ook," ging zy voort, "met de vriend van myn zus. en die laatste," sprak zy nog meer, "die laatste is een jonge journalist. ach," ging zy voort, niet zonder een zekere zucht te hebben onderdrukt, "ik zou je dit alles niet mogen vertellen. maar goed..."
"wat is er dan?" vroeg jonathan.
"de bedoeling is," zei patricia, "dat we morgenavond reeds aankomen in kilis - om van daaruit, als alles meêzit, de grens over te steken naar aleppo..."
"naar... naar aleppo??" vroeg jonathan geschrokken. "dus," zo sprak hy nog meer, naar asem happende, "dus... dus jullie gedrieën gaan op reis -- naar syrië? morgen reeds?"
"als alles meêzit..."
precies op dit onvergetelyke, fatale kruispunt in de diepe nacht, weêrklonk uit haar eigenste kamer, precies onderwyl zy nog één keer naar hém, naar jonathan lachte, een nors krassend stemgeluid. "patricia!!" zei deze voze stem. en zei nog:"patricia, kom binnen!!"
"de vriend van myn zus," zei patricia. en dan verdween zy als de weêrga uit het veld.
onze arme held, jonathan druyts, stak zyn àllerlaatste cigaret op. hy probeerde zich enigszins te ontspannen. ook een ter dood veroordeelde moest er maar het beste van zien te maken...
in zyn kamer, bezyden zyn woelige dubbelbed op het kastje, lagen er een bybel én een koran, als vrienden naast mekaâr. die koran vermocht hem, om het eerlyk te hebben, maar weinig te bekoren - edoch die bybel des te meer. althans: het nieve testament, was hier voorhanden.
wel dertig keer na mekaâr las jonathan druyts zyn lievelingsverhaal, van voren naar achteren en weêr terug:"de parabel van de wyngaard."
meteen daarna herschikte hy toch weêr al zyn cash geld. een naarstige doening, dewelke ongemerkt een vol uur van hem vergde.
en toen wilde hy naar beneden, naar de foyer - voor, hopelyk, een turkse koffie. hy deed zyn deur open - een groot, kaalhoofdig figuur sprong hem tegemoet - in zyn twee armen een glitterend, sikkelvormig wapen - een slagersmes? een hakbyl zelfs? dit konden we zo vlug niet bepalen...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten