‘Die mijnheer hebben we intussen,’ zei de opperste rechter. ‘Hij is privédetective, zoals u!’ Sommige mensen in de zaal vonden dit grappig. Misschien omdat de opmerking van hem kwam, liet de opperste rechter het rumoer betijen. ‘U had hem trouwens al eerder ontmoet,’ ging hij onverdroten verder. ‘In een of andere supermarkt, waar u van opwinding wat brokken hebt achtergelaten.’
‘Hoe... hoe weet u dat? Ik was alleen!’
‘Onze mensen waren toen al bezig u te schaduwen. Maar gaat u door!’
‘Ik vroeg hem naar madame Kitty! Hij beweerde dat ze boven op me wachtte. Dus hol ik de trap op...’
‘U vergeet weer wat, mijnheer Reinhout. Hoe vaak moet ik het nog herhalen? Zwijgen is ook liegen!’
‘Juist. Zijn wandelstok blokkeerde de treden. Hij had het over een sleutelwoord. Wat had hij voor? Stap uit je deftige kleren en denk na, zei hij. Waarop ben je gefixeerd? Allen die hier komen zijn ergens op gefixeerd; anderen natuurlijk ook. De hond! riep ik. Op z'n hondjes! Reinhout, zei die pooier, of wie hij ook mag zijn, ik vraag je niet om vulgair te worden! Hou je vieze praat voor madame Kitty!
Naar de hel met de liefde!
Zo mag ik het horen!
Van zo gauw uw privédetective zijn wandelstok terugtrok, stormde ik naar boven. Achter de eerste deur kwam ik bij een kamer met enkel een bed. En daarop lag ze. Groot was mijn ontsteltenis bij het zien van haar roerloos lichaam, haar melkwit gezicht met gesloten ogen.’
De pooier of privédetective sprong uit zijn stoel. Twee uit de kluiten gewassen politieagenten, hadden moeite hem in bedwang te houden. ‘Hij gelooft zijn eigen leugens!’
De opperste rechter sloeg zijn hamer op het bovenblad. ‘Zeg wat u te zeggen heeft. En zwijg dan!’
(WORDT VERVOLGD...)


























Geen opmerkingen:
Een reactie posten