58. DE IMAM VALT IN BEZWIJMING
Voor de spiegel van het toilet in een restaurant op de Sint-Paulusplaats, kwam Joseph weer even tot zichzelf. Terwijl hij zijn handen schoonspoelde, werd hij door twee priemende ogen ondervraagd naar het vage gebied tussen zijn schuld en onschuld. Hij droogde zijn handen aan een linnen rol en keerde terug naar zijn zitplaats in eetzaal. Hij herkende zijn tafel dankzij het eenzame glas witte wijn dat hij in afwachting van de bestelling had laten brengen. Op zijn horloge was het zes uur. Dit betekende dat hij nog drie lange uren moest doormaken voor het begin van de voorstelling. Bij het bestuderen van de kaart viel zijn keuze op gegratineerde heilbot met preigarnituur.
Op één stap van het tribunaal, aanhoorde hij de rechter. ‘En wat heeft u tot besluit te zeggen, mijnheer Reinhout?’ De nadruk op ‘mijnheer’ had een denigrerende bijklank.
‘Die man raaskalt! Of anders houdt hij me voor iemand anders.’ Na het overtuigende ‘ja’, galmend als een krachtig commando voor een vuurpeloton, klonk zijn verweer maar dunnetjes.
Gelukkig hield de rechter zich consciëntieus aan zijn ambtelijke plichten. ‘Verklaar u nader!’
‘U begrijpt dat ik in een moeilijk parket zat. Eerst had ik die vrouw al een paar dagen met een - hoe zal ik zeggen? - meer dan beroepsmatige belangstelling geschaduwd. En opeens was zij dood!’
‘Meer dan beroepsmatig, zegt u?’
‘Welja. Tegelijk zou iedereen hier, maar in het bijzonder mijn eigen vrouw, moeten weten dat ik daar was om een foto op te eisen. Voor het maken van die foto had iemand een scène bedacht, compromitterend genoeg om me af te persen.’
‘Dat was nog niet gebeurd?’
‘Nee. En nu wordt het gebruikt als middel om mij, samen met die machete onder mijn matras, een moord in de schoenen te schuiven.’
Er steeg geroezemoes op uit de zaal. De hoogste rechter sloeg weer met zijn hamer. Nadat de tweede rechter opstond om hem iets in het oor te fluisteren nam hij opnieuw het woord. ‘Over wie heeft u het?’
'Weet ik veel! Snuffel eens rond bij die mooie mijnheer Chevalier en zijn vriend Carlyle Hopper, vóór het te laat is. Morgen zit Carlyle onder een valse naam in Brazilië!’
Met dit antwoord was de tweede rechter duidelijk niet gediend. ‘U hoort ons niet te zeggen wat we moeten doen!’
De opperste rechter glimlachte. Hij stond boven elk gekrakeel en ging met zijn eigen vragen verder. ‘Dus, toen u bij haar kwam, lag zij opgebaard. U heeft niet met de machete gezwaaid? U heeft haar hoofd niet van het lijf gescheiden?'
‘Zeker niet!’
(WORDT VERVOLGD...)


























Geen opmerkingen:
Een reactie posten