donderdag 24 november 2022

GAST-AUTEUR


robertus baeken, die de vader is van don vitalski, schreef het boek "leonard en ik", over zyn nonkel leonard, de fameuze beeldhouwer. over 82 afleveringen verspreid, worden die mémoires hier integraal gepubliceerd.

prent: in witte steen

LEONARD EN IK

door Robertus Baeken






70.

Misschien wek ik zo de indruk afkerig te staan tegenover de laatste nieuwe inzichten, dat ik er de voorkeur aan gaf al eerder betreden paden te bewandelen. Traditioneel is het als de schrijver zich binnen het kader van zijn verhaal opwerpt als een alwetende, die zijn personages schept naar zijn eigen beeld en gelijkenis. Alle figuren zijn dan met handen en voeten aan hem gekluisterd. Zij vertegenwoordigen geen autonoom gezichtspunt van waaruit het verhaal vertrekt, maar worden eerder zelf bekeken, gedetermineerd en gedirigeerd van bovenaf, - door de auteur, als een plaatsvervangende God de Vader. Deze opvatting lijkt hem misschien wel een handig en voortreffelijk middel te bieden om al op voorhand een verhaal te construeren, maar zo doet de werkelijkheid zich niet voor. Een juistere benadering lijkt me door de ogen te kijken van elk romanpersonage afzonderlijk. Het laat geen twijfel dat we op deze wijze te maken krijgen met een onvolledig, verwrongen, bedrieglijk, sterk individueel en subjectief gekleurd beeld dat zijn eigen weg inslaat; maar schijn, beperkingen, verdraaiingen, onvolledigheden, verwarring, oncontroleerbare werkelijkheden, die aan ons ontsnappen, bestaan nu eenmaal. En naar mijn opvatting is het de bedoeling van de literatuur om de menselijke realiteit in heel zijn complexe samenhang te tonen; niet meer, niet minder. Want zien is begrijpen. Literatuur heeft dan een dienende functie.

   Miller schreef dat alle literatuur ‘ontleend’, dus ‘vals’ is. Deze uitspraak past een anarchist als Miller wel, maar feitelijk klopt dit niet helemaal. Want om een tekst bij de lezer als ‘waar’ te doen voorkomen, zoals het toch ook in zijn bedoeling heeft gelegen, is juist heel wat ‘magie’ nodig, d.w.z. literatuur, of middelen uit de trucjesdoos.

   In elk geval heb ik van Miller de behoefte geërfd om door schrijven de literatuur te overstijgen. Mijn inspanningen waren erop gericht de denkbeeldige lezer zodanig mee te slepen dat het lezen voor hem een ‘belevenis’ wordt, waardoor hij vergeet te maken te hebben met een gedrukte tekst. De lezer moet nieuwsgierig gemaakt worden naar de onderlinge relaties tussen mensen. Hij moet door het oog en in het hart van mijn personages kijken; en personages hebben voor zichzelf geen innerlijke remmingen, of handhaven geen censuur. Hiermee zou ik die lezer dan het voer (de beelden van het leven, ja het leven zelf) geven dat hij, onbewust misschien, vraagt.

   Hoe verheven mijn opvatting over literatuur ook mocht zijn, welbeschouwd lijkt zij even duidelijk op entertainment gericht als eender welke pulproman. Voor elke soort van zegging, elke smaak, elke denkbare vorm van lectuur, vindt men wel een schrijver én een lezer. Entertainment is als begrip zo ruim als het hele scala van persoonlijke gevoeligheden en inzichten dat onder de mensen leeft.


(WORDT VERVOLGD...)

Geen opmerkingen: