robertus baeken, die de vader is van don vitalski, schreef het boek "leonard en ik", over zyn nonkel leonard, de fameuze beeldhouwer. over 82 afleveringen verspreid, worden die mémoires hier integraal gepubliceerd.
52.
Wat de honderden olieverfschilderijen en aquarellen op de tentoonstelling aangaat, moet ik eraan toevoegen dat geen van ons het met het Duitsertje eens was, integendeel. Wij waren overrompeld. Hoewel de zalen er nagenoeg verlaten bij lagen, hadden wij nog nooit eerder zulk een schitterende retrospectieve expo gezien.
Het latere werk van Diels kenmerkt zich door de vreemde combinatie van een vage tekening zonder lijnvoering en een mistig, maar tevens onbezoedeld kleurenpalet dat de gevoelige kijker vanzelf in een droomsfeer brengt. Wat je ziet is nooit eenduidig, maar wel altijd voor meerdere interpretaties vatbaar. Je kijkt en staat oog in oog met een raadsel. Diels onderneemt geen enkele poging het raadsel op te lossen. Hij stelt het raadsel voor als een feit zonder meer, maar wel met een groot meesterschap. Als ik zijn verwantschap zoek met andere schilders, kom ik vanzelf terecht bij sommige fantastische voorstellingen van Goya, die bij deze dikwijls ook dezelfde vage en verduisterende kleurentoets bezigt. Hierin is Herman Diels wel tot het uiterste gegaan.
Onderweg naar huis hadden we het daar nog uitgebreid over. Leonard verklaarde dat hij juist van sterke lijnen hield. Voor hem stond het bezigen van een lijn voor een ondubbelzinnige, duidelijke vorm, voor roekeloze durf, voor kleur bekennen.
Rond zessen kwamen we terug in Turnhout aan. Leonard vroeg ons hem te midden van de aangename drukte op de Grote Markt te laten uitstappen. Ik wilde weten wat hij nog van plan was op deze gezellige zondagavond.
‘Ik ga onmiddellijk slapen!’
Het was of ik plotseling een ijskoude douche over me heen kreeg. Ik zag hem in de richting van zijn krotwoning stappen. En opeens werd ik verpletterd door een gevoel dat ik wel degelijk kende, maar dat ik na deze prachtige dag en op dit uur dat er was om met volle teugen van te genieten, niet had verwacht. Als met een klets in het gezicht bracht het mij weer op de onbehaaglijke gedachte dat het leven nergens toe dient: een gewaarwording die je ondergaat als je de keerzijde van de dingen met open ogen aankijkt. Noem het Sartre's existentiële leegheid of walging.
Hoe Leonard zich voelde, is vanzelfsprekend onmogelijk uit te leggen. Maar zelf werd ik helemaal doordrongen van het besef van zijn bijzondere werkelijkheid, van de gestalte van zijn rijke, innerlijke leven in een armoedig atelier. Een paar dagen tevoren nog had daar een hongerige dief, behalve een gebakken halve worst waarin hij zijn tanden had gezet, niets anders als buit kunnen vinden. Of dreef ik te veel op mijn sentimenten? Speelde mijn verbeelding me parten?
Eens vertelde hij me over Brahms' vioolconcerto. Hij vertrouwde me toe hoe de snijdende tonen van het Adagio, komend uit zijn antieke radio, hem op een avond toen hij alleen thuis was, met het geweld van een machtig aanzwellende emotie had overvallen, hoe hij ten slotte in zijn hoekje was gaan zitten om het plotseling onbedaarlijk uit te huilen.
Nee, mijn verbeelding bedroog me niet. Wat ik had gezien, was beslist hartverscheurend; vreselijker dan hij wou toegeven.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten