45.
Doordat hij er niet in slaagde een taxi aan te houden, had Joseph geen keuze dan tot aan de eerste bushalte zijn particuliere lijdensweg voort te zetten. Toen hij eindelijk neerzat, stond het zweet in druppels op zijn voorhoofd.
‘Monsieur, u bent er vreselijk aan toe,’ zei een oude dame tegenover hem. ‘Kan ik u helpen?’
Een goed mens. Omdat er zoveel booswichten rondlopen, had hij altijd medelijden met de meerderheid van brave burgers, wier malse hoofden hij zich onwillekeurig als ‘te zacht gekookte eieren’ voorstelde.
Vanaf de Gare du Nord liet hij zich met een taxi naar het hotel voeren. Hij wilde alleen zijn. Niets zeggen. Nergens aan denken; zoals een zieke hond creperend in een stil hoekje. Jawel, hij kon Isabelle opbellen. Hij had nood aan haar zalvende stem. Alleen zij kon hem met goede raad bijstaan. Van haar zou hij het beslist accepteren. Joseph lag al tussen de lakens toen hij haar nummer draaide.
Harold: ‘Mams niet thuis. Zij is bij tante Bettine.’
‘Bedankt. Ik bel je tante.’
‘Hallo, George. Roep jij Isabelle!’
‘Isabelle is niet hier! Zal ik Bettine halen?’
‘Laat maar! Waarschijnlijk is ze onderweg.’
‘Zal ik haar een boodschap doorgeven?’
‘Hier, mijn nummer in Parijs.’ Het kostte Joseph moeite de cijfers in de juiste volgorde uit te spreken. Zijn stem schoot onbeheersbare hoogtes en dieptes in.
‘Wat heb je Jos? Ik hoor iets ratelen!’
‘Koorts! Klap…pe…perende…de tanden. Alsje…blief, vergeet niet haar te verwit…tig...en.’
Daarna had hij Harold opnieuw opgebeld. Maar zoonlief was ongewoon kort. Negen kansen op tien had hij, in plaats van te studeren, zijn meisje op schoot. Met zijn hand aan het toestel wachtte Joseph de tijd af. De tijd dat Isabelle van zich zou laten horen. De tijd dat het meisje weer af Harolds schoot zou stappen. Die tijd verstreek, zodat het vanzelf ongepast werd om zijn zoon weer aan het toestel te roepen. Waarschijnlijk bestond het allemaal in zijn hoofd. De tijd. Het wantrouwen. En de sombere mist, die hem al dagen een juiste kijk op de zaak benam. Dat ijle, in de kussens wegzinkende hoofd liet zich verleiden tot de voorstelling van een toekomstig gesprek, dat tot de juiste conclusies zou leiden. Maar daarvoor had hij Justine nodig.
‘Trek je benen in,’ hoorde hij haar, zittend op de rand van zijn bed. ‘Zal ik eens wat zeggen? Je laat je afleiden door onbenulligheden!’
‘Verklaar je nader…’
‘Wat was je bij die mietjes verloren? Behalve de verdomde waarheid over mij?’
‘Gelijk heb je. Wat stom van me…’
‘Waarom voel je Korporal von Köppenick niet aan de tand? Hij had de kans om Marijke te bestelen, te vermoorden, het lijk te vierendelen, in de kelder bij te zetten!’
‘Je draaft door…’
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten