maandag 17 maart 2014

twee circusgedichten
















1.
het verhaal van circus bulderdrang navertellen
is byzonder moeilyk; niet omdat woorden
tekort zouden schieten, dat kunnen zy niet,
doch wel verdringen zy mekaâr non-stop.

teveel belangryke personages,
die allen goedgekleed naar binnen willen
door één en dezelfde voorpoort
op een regenachtige vroege middag.

één keer, tydens een heftige storm, uitzonderlyk,
wist ik my bovenop een gigantische toren,
die van de levende kanonskogel:

toen sloeg, tot myn grote schrik, de bliksem in,
die het gehele bolwerk gedetailleerd uitlichtte,
één fractie van een seconde lang;



















2.
en toen wél kreeg ik een overzicht.
en zag ik hoe simpel het was, byna grappig.
de tenten, de opzienbarend weinige kooien,
de goed verzorgde sliert van caravans -

zelfs ook die kleine, blauwe caravan op wielen
waar myn eigen bestaan hier begon.
dat ook begon met licht, maar dan van de gloeilamp
van myn moeder, die my troostte na een nachtmerrie.

maar dan werd het weêr donker, vanzelfsprekend.
en dat donker leek nog erger dan voordien.
doordat myn twee ogen tevéél hadden gezien.

blind als een kuiken, nog in de schaal,
kruip ik tegen de wanden op,
ondersteboven klaar om uit te breken.