woensdag 20 februari 2019

ONS FEUILLETON


DE VLUCHT VAN
DE LEVENDE KANONGSKOGEL


feuilleton in  17 afleveringen

door don vitalski














1.
zyn naam was de luizenaap. hy woonde niet ver van de hoofdingang van het circus, in een minuscuul, houten wachthuisje met een puntdak. in dat huisje was het zo krap, dat je er niet eens kon gaan zitten - en dus al zeker niet gaan liggen. maar dat speelde geen rol, de luizenaap was toch altyd wakker.
    voordat hy, zonder het te willen, betrokken geraakte in het schandaal rond de levende kanonskogel, had deze luizenaap, by ons weten, al minstens één maal eêr de aandacht op zich getrokken - zy dit wel, lezers, met een geheel andere kwestie - een waargebeurde vertelling, om niet te zeggen een authentieke, regelrechte circus-parabel. dus niet "het verhaal over", maar wel "de parabel van"; aldus:"de parabel van de man met het masker van goud."
    op zyn allerkortst geformuleerd, ging die parabel als volgt: veel dieper op het circusterrein, ter hoogte van "de vallei der tenten", op een grasveld dat, volgens sommigen, ooit nog een voetbalveld was, leefden-er een stevige, grote, stoere, maar in zyn hart toch vooral byzonder bittere man, de zoon van een zeemeermin. zyn vissenstaart en zyn lelyke, opvallende, geelgroene schubben die het waren, bleken hem integraal nutteloos, doordat hy aan land leefde, en voorts was hy een zeer nayverig persoon; iemand die het niet verdragen kon dat zyn buurman gelukkig was, maar hyzelf helemaal niét. hy liet daarom een timmerman komen - een personage, in het circus zelf aangeduid als "de meubelteut." dwz: die man, die héétte zo voor ons; zyn naam was in omgang:"de meubelteut".
    "ik zou willen," zei de zoon van de zeemeermin, "ik zou willen dat je voor my een masker van goud zou proberen te maken."
    "dat zal niet gaan, dat weegt te zwaar. dat kost ook veel te duur!"
    "neen - niks op afdingen; maak my zo'n masker!!"
    die "meubelteut", zoals die aldus heette, had toentertyd een heleboel loopjongens en knechtjes in dienst - en ja: de luizenaap was daar één van; in theorie was die, in die tyd, by de meubelteut in lering, al kwam daar uiteraard niks van. maar vandaar dus de connectie.
    het masker van goud werd, ondanks alles, dan toch helemaal vervaardigd, aanvankelyk tot aanzienlyk vermaak van eenieder die by de opdrachtgever passeerde, dwz by de zeemeerminnenzoon, die het masker voor zyn gezicht droeg. hy kwam er zelden meê naar buiten, maar bleef er byna aldoor meê in zyn tent zitten, dag in, dag uit, op een laag veldbed, by een lange, smalle, stoffige spiegel, soms ook wel by een schaakbord; maar passanten konden hem, desgewenst, daarbinnen komen opzoeken - tegen betaling of, als ze geen geld hadden, zelfs gratis. er werd een tydlang tamelyk veel over hem gebabbeld, en zelfs de circusdirecteur, zeiden sommigen, was hierover ingelicht - al spraken anderen dit wel tegen.
    's winters begon dat masker te roesten, nadat het in de herfst al was beginnen te krimpen, juist doordat het van goud was. maar in de lente begon het masker te gloeien en te schroeien, waarna het 's zomers dan weêr gebeurde, dat er binnenin dit masker, langs één van de twee oog-gaatjes, een klein, kriebelachtig vliegje naar binnen was weten te klauteren - naar men het fezelde, komende van de luizenaap zyn schurftige vacht - dewelken-inderdaad, behalve met luizen, ook drastisch vergeven was van nog andere diertjes, zoals byvoorbeeld vliegjes - tenminste, naar men dit allemaal beweerde, want wie van ons had die luizenaap zyn vacht ooit werkelyk bestudeerd, wie zou dat hebben gedurfd?
    om nog méér bondig te wezen: op het eind van die aangrypende parabel, zagen we de man met het masker van goud op zyn rug neêrliggen, languit op de kasseienbodem van een stil, helder wassend riviertje; de man had zich, zeiden ze, verdronken; doordat 'ie dat grootse, loodzware gouden masker dat 'ie droeg, en waarmeê 'ie eerst zo opgetogen was, by naêr inzien nooit meer, ooit nog, zou hebben kunnen afnemen. dwz: hy zou dat masker nu hebben moeten dragen voor altyd, zelfs met pasen, met pinksteren, met kerstmis. onderwyl dat ene vliegje wél aldoor naar binnen en terug naar buiten kon springen, in dat masker en weêr uit dat masker; dat vliegje was het, dat onze trotse held ten slotte horendol had gemaakt.
    maar: welbeschouwd wilde dit, zodoende, betekenen, beste lezers, dat de dood van de zeemeerminnenzoon meer indirect ook de schuld was van de luizenaap - immers: door hém was dat vliegje er gekomen. dus de hamvraag, na alles, was niét zozeer of de man met het masker van goud zich té hoogmoedig zou hebben gedragen, maar wel, veeleêr, op den duur, of de luizenaap in feite niet met toorn moest worden beladen. daarover werd soms gediscussieerd, door sommigen.
    en dus, kortom: dié controversiële figuur, met zyn grote voeten en zyn bruine, slordige vacht, dié was het nu ook, die wy als een allereerste personage mochten tegenkomen in dit verhaal, dwz in deze nieve, door vele lezers met aandrang opgevraagde, beroemde kweeste:"de vlucht van de levende kanonskogel."

WORDT VERVOLGD 



Geen opmerkingen: