HEKSENJACHT
door onze correspondent robertus baeken, vanuit de korenvelden van salem...
aflevering elf
Ons gesprek leidde onvermijdelijk naar zijn Zwarte Koningin. Hoewel hij haar adres nog moest krijgen, had zij hem al ’n flink eind op weg geholpen. Eén van haar dwergen bezat een kolossaal jachtgebied waarop al minstens tot de herfst toezicht moest gehouden worden. Die man betaalde zeshonderd euro per week. Hiervoor moest Kamiel elke dag enkele uurtjes rondlopen en uitkijken of er iets verdachts te melden viel. Meer niet.
Vanzelfsprekend had ik bij het woord ‘dwerg’ een opmerkinkje. ‘Eén van haar rijke klanten, bedoel je?’
‘Juist, ik heb hem al een keer in haar gezelschap gezien. Een oligarch en vooraanstaand buitenlandse politicus. Op handen en knieën liep hij als een schoothondje aan haar leiband. Ontving zijn mond van haar een blokje chocola. Likte daarna al haar vingers af.’
Nu was het mijn eerste impuls om, zoals elke andere liefhebber van vrolijke musicals, met een schokje van verbijstering op te springen. Ten minste lag het op mijn tong mijn bezorgdheid te uiten over Kamiels geestelijke gezondheid, daar hij flink op weg was naar een milieu van halvegaren. Maar zoals ik terecht vreesde, zou elk teken van onbegrip me ertoe veroordelen onmiddellijk mijn boeltje te pakken. Als ik mijn behekste vriend heus een dienst wou bewijzen, dan moest ik er juist achter zien te komen met wat voor duistere krachten ik te maken had. Bijgevolg legde ik mijn oor aandachtig te luisteren. Ik zag Kamiel op zijn horloge kijken.
‘Wanneer zie je haar?’
‘Om twee uur precies! Ik zal mijn toestel al aanzetten. Want als ik te laat kom, is ze weg. Zonder pardon. En dan moet ik haar, zoals al ‘n keer is gebeurd, vierentwintig uur missen!’
Zoals vorige keer begon hij met een aantal tikjes op het toetsenbord. Het scherm lichtte op. Terwijl ik nog aan de koffie zat, bleef Kamiel als gebiologeerd voor het scherm staan, uiterlijk roerloos, zoals een gestraft schooljongentje in een hoek van de klas.
Daar kwam eindelijk zijn Schoonste van het hele land. En zij zag er precies hetzelfde uit als vorige keer. Even streng. Hooghartig. Verwaand. Strak. Zwarte lippen, zoals ook ingekleurd door Walt Disney. Alles onaangeroerd. Zelfs haar kapsel. Dat de twee bovenste haarlokken alweer de indruk gaven of het gekromde hoorntjes waren, had op mij de uitwerking of ik oog in oog stond met iets ridicuuls. Ik probeerde na te gaan of zij een pruik droeg.
Zij keek langs Kamiel. Misschien stoorde zij zich aan mijn grinnikend lachje. Haar ogen bliksemden. Haar stem donderde. ‘Wat doet die vent daar? Gooi hem buiten!’
Nu verwachtte ik op haar gezicht woede of verontwaardiging af te lezen, maar niets bewoog. Zelfs geen rimpeltje. In een flits kwam ‘t me voor of zij een door botox verstijfd masker droeg met daarachter alle parameters van onmenselijke wreedheid en naar waanzin afglijdende hoogmoed. Of anders, dacht ik, is dit dode gezicht de onvermijdelijke nevenwerking van veelvuldige plastische chirurgie.
Kamiel hoefde geen aanstalten te maken. Als een nog zwaarder berispte schooljongen, had het dreigend gekraak in de lucht me gedwongen de klas te verlaten. Naar buiten gestuurd door een juf, lid van de Gestapo. Ik had mijn jas al aan. Spoedde me naar de deur. Gooide die monkelend achter me dicht.
Met norse blik kwam Kamiel achter mij een kijkje nemen. Zijn zwaaiende gebalde vuist joeg me weg, naar mijn autootje naast het pad.
WORDT VERVOLGD
Geen opmerkingen:
Een reactie posten