maandag 25 januari 2021

gastauteur


HEKSENJACHT


door onze correspondent robertus baeken, vanuit de korenvelden van salem...  

aflevering twaalf


Wat dacht die knul wel? Dat ik me met lege handen naar huis liet sturen? Zomaar, of ik een schurftige hond was? Nadat ik lang genoeg met kloppend hart en stokkende adem van durend ongeduld achter het stuur had zitten trappelen, spoedde ik me weer naar de voordeur. Legde er mijn oor met ingehouden adem te luisteren. 

   Daarbinnen ging het over de drie kattenjongen. Als blijk van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid kreeg Kamiel van de sadistische juf het bevel die creaturen in een zak te gooien en in de nabije beek te verdrinken. Daarmee zou hij drie punten scoren en een lessenaar dichter in haar buurt komen zitten. Ik had het woord voor woord verstaan. ‘Hier, in mijn heetste hel die er voor jouw zal uitzien als de meest zalige hemel. Tot zolang blijft dit bos jouw vagevuur!’ 

   Ik hoorde een klikje en daarna werd het lange tijd stil.

   De deur zat op slot. Ik rammelde aan de klink. Riep Kamiel. Eerst zoet. Daarna ongeduldig. Ten slotte onvriendelijk en zeer heftig. Bonzend op de deur zwaaide die onverwachts in één ruk open. Terzelfdertijd ontving mijn neus een vierkante vuist. Het bloed spatte in het rond. 

   ‘Dat zal je leren, met de Schoonste van het hele land te spotten. Als er één ding is waaraan zij de pest heeft, is dat mensen zich om haar vrolijk maken.’

   Ik liet me op een stoel vallen. Met een zakdoek tegen de neus. ‘Ik had alleen maar geglimlacht,’ voerde ik half huilend aan. Ondanks mijn gedempte stem had Kamiel me goed verstaan.

   ‘Je kunt je hier beter niet meer vertonen. Onze smaken en verlangens verschillen te zeer. Jij een ziekelijk, in hydraulica gespecialiseerd wetenschappertje. Ik een kloek geschapen, gezonde boswachter. Waarom laat je die stomme hydraulica niet varen? Beter zouden jij en Roosje trouwen, kinderen op de wereld zetten, later met het hele gezinnetje vrolijke musicals bekijken! Wij behoren beiden tot een ander ras. Niks aan te doen!’

   ‘Roosje, zeg je?...’

   ‘Of denk jij dat ik blind ben en niet zou weten dat je al een jaar smoor op haar bent? Het verheugt me dat ’t zo is, echt waar! Ben ik eindelijk van die burgerlijke trut en lastpak af!’

   Burgerlijke trut. Lastpak. De stompheid van de woorden beukte een tweede en derde keer op me in, kwetste me vreselijker dan mijn bloedneus. Het maakte dat ik opstond en me daarmee nog groter, breder en krachtiger voelde dan twee Kamiels tezamen. Mijn reuzehand haalde uit, pakte hem bij het achterhoofd, bonkte zijn gezicht met de neus op tafel.

   ‘Kan me niet schelen wat jij doet of niet doet, man; die poesjes pak ik mee!’

   Met zijn geweer op hem gericht, was ik erin geslaagd twee van Hortensia’s kittens in mijn kofferbak te gooien. Alleen Pitou bleek zoek. Weggelopen. Aan haar angstig miauwende kreetjes te horen, verdwaald het bos in. Niks aan te doen. Ten langen leste moest ik me nog haasten. Vanuit zijn woonvierkant kwam de boswachter met razend getrokken mes de helling afgestormd.


WORDT VERVOLGD


Geen opmerkingen: