door robertus baeken, vanuit de aarbeienvelden
5.
Niessen wees Mieke op haar grote verantwoordelijkheid aan de computer. ‘Je zit hier aan de hersenen van het bedrijf. Geloof me, de jaren zeventig worden het begin van de digitale tijdrekening!’ En het was inderdaad ongelooflijk: haar vingers bedienden een toetsenbord waarmee zij volgens een code van letters en cijfers miljoenen gegevens verzamelde en op een scherm kon doen verschijnen. Verschillende terminals stonden in verbinding met een centrale die voor hem geregeld eindeloze lijsten afdrukte. Omdat die post en de printer een monotoon zoemend geluid veroorzaakten, was het geheel ondergebracht in een apart lokaal. Zittend bij een groot raam genoot ze wel van het uitzicht op de voortreffelijk onderhouden grasperken van het industrieterrein. De overige wanden waren samengesteld uit aluminiumprofielen, gekleurde panelen en een glazen tussenschot waardoor het lokaal enigszins nog deel uitmaakte van het hoofdkantoor. Sinds Mieke naar Niessen was overgeplaatst, bleef haar omgang met de andere kantoormeisjes voortaan beperkt tot tien minuten tijdens de koffiepauze en het uurtje ’s middags. En hieruit bestond ook haar enige menselijk contact; de orders en richtlijnen, haar door haar chef in uiterst karige, formele bewoordingen verstrekt, uitgezonderd. Zij zat nu al enkele weken aan dat toestel, zodat zij onomwonden kon verklaren waarom de overplaatsing haar was tegengevallen. Maar niemand nam haar beklag ernstig. Volgens Francis moest zij de oorzaak van haar isolement uitsluitend bij zichzelf zoeken.
‘Mijn klein, gekortwiekt vogeltje,’ had hij uitgeroepen, ‘je bent aan het verkeerde adres! Ik had het toch gezegd: je moet Niessen aanpakken!’ Blijkbaar had haar vriendje geen benul van de hiërarchie op een bedrijf. Niessen was op één na de hoogste man. Hij had al zoveel aan zijn hoofd dat je hem moeilijk met persoonlijke probleempjes kon lastigvallen. Bovendien stond zij al genoeg onder druk. Zo kwam het haar voor of ze met een bang hart wachtte op die éne, simpele vraag van haar chef, waarbij elke onwetende boerendochter het antwoord schuldig zou blijven; dit los van de angst dat hij vroeg of laat op haar vingers zou kijken en een enorme blunder vaststellen, waardoor ze al zijn vertrouwen in haar in één handomdraai zou kwijtspelen.
Niessen had doordringende ogen. Bij zijn bleek, ingevallen gezicht paste een dun, zwart snorretje. Als hij haar in de gaten hield, gebeurde dat veelal stiekem. Dan trof haar de gewonde blik van een ongelukkige. Ondanks zijn rang, zijn geleerdheid, - zij dacht aan de gesprekken op hoog niveau als hij Hamersmidt of Kuyken aan de lijn had, - was in hem ook iets van een alledaagse kleurloosheid. Volgens de andere meisjes was hij zesendertig. Maar de laatste tijd gaf hij de indruk veel ouder te zijn; alsof iets dat al zijn krachten vergde, hem tot het einde van zijn dagen had teleurgesteld.
WORDT VERVOLGD


























Geen opmerkingen:
Een reactie posten