Een tijdje was Mieke schitterend geslaagd in haar rol van bemiddelaarster tussen twee onverzoenlijkE tegenpolen; zoals zij niets anders deed dan Moe en Francis beurtelings haar gehoor verlenen en jaknikken, om daarna koppig haar eigen wil door te drijven. Niettemin verkoos zij Francis’ verse kijk boven moeders vastgeroeste overtuiging. Mieke behield haar grenzeloze bewondering voor hem. Hoe konden al deze opvattingen in een zo jong brein ontstaan?
Vervelend wel dat Francis zelden een blad voor de mond nam! Mieke kende die momenten waarbij een kregelige spanning voelbaar werd en zij, in staat van alarm om ruzieachtige disputen te voorkomen, trachtte beide standpunten met elkaar te verzoenen. Vaak schoot zij in vindingrijkheid tekort. Soms lukte het, mits enige toegevendheid van beide partijen, ook wel. Zo was zij zich ten volle bewust welke inspanning het Francis kostte genoegen te nemen met haar tussenkomst dat ziektebeeld van de mensheid op rekening van de erfzonde te schuiven, - een begrip dat hij later zelden naliet belachelijk te maken. Maar van al die bokkensprongen om de scherpe uitspraken op milde toon af te zwakken, raakte zij stilaan uitgeput. Zelfs Niessen liet zich ontvallen dat het buitenmeisje er de laatste tijd moedeloos uitzag. Dit had hij goed gezien, ook al had hij geen benul van de diepere oorzaak.
Haar situatie werd nog lastiger! Op een dag toen ze van haar werk keerde en achteloos de keuken binnenliep, botste zij na haar opgewekt ‘hallo’ op een muur van stilzwijgen. Hier was iets aan de hand. Zij merkte het aan de vijandige, deels droeve blik van Moe. Anke zat aan tafel, haar neus diep in een studieboek, alsof zij nergens iets mee te maken wilde hebben. Nog treffender was de wijze waarop ook Va haar blik ontweek. Zonder één woord profiteerde hij ervan langs de openstaande deur naar buiten te glippen. Moe stond aan het aanrecht, roerend in de pan, zoals gewoonlijk rond dit uur. Zij moest een en ander vernomen hebben dat de dochter in staat van beschuldiging stelde. Mieke wou snel doorlopen. ‘Hier jij!’
Onbegrijpelijk, haar angst. Moe was zoveel kleiner. ‘Wat is er?’ Daarmee hoopte zij dat het roeren zou ophouden.
‘Wat heb ik gehoord? Onze dochter gaat niet meer naar de kerk?’
Iemand had geklikt. Ontkennen was olie op het vuur. Dus beter niet teruggekrabbeld. ‘’t Is waar! Ik heb nu mijn eigen overtuiging!’
‘Overtuiging? Je laat je helemaal door hem inpakken!’
Merkwaardig hoe deze uitval van verontwaardiging om een dochter weer op ‘t rechte pad te krijgen, bij Mieke een averechts effect sorteerde! Het wekte haar lachlust. Hoe harder er werd geschreeuwd, hoe moeilijker zij het kreeg er iets anders in te zien dan opgeblazen vertoon. Om haar mond trok een beledigend plooitje. Dit was niet de bedoeling, en het speet haar. Daarom sloeg ze haar blik naar beneden.
Maar ook Moe was te ver gegaan; vooral daar zij er nodig Francis moest bijslepen. Mieke greep elke kans het voor hem op te nemen. Zij zocht de gepaste woorden en zei iets dat elke gelovige graag hoort: over Francis’ liefde voor de waarheid. Dit was bijzonder slijmerig, maar er schoot haar niets beters te binnen. Zonder Francis ging zij er altijd vanzelf toe over om netjes in de pas te lopen. Haar enige kans op redding lag dan in het voorwenden van spijt na de schuldbekentenis. Maar dit keer pleitte zij met de moed der wanhoop onschuldig. Feitelijk kwam ‘t erop neer dat zij het luidkeels had uitgeschreeuwd. ‘Jij hebt Francis nooit gemogen!’ volgde het bittere verwijt.
WORDT VERVOLGD
Geen opmerkingen:
Een reactie posten