zondag 25 juli 2021

gast-auteur

PORTRET VAN DE AARDBEIENPLUKSTER ALS JONGE VROUW


door Robertus Baeken, vanuit de aardbeienvelden




22.

Miekes verklaring over Francis’ oom, de missionaris in Guatemala, had weinig steek gehouden. Al bij de eerste gelegenheid dat Moe hem over diens activiteiten aanpakte, was Francis begonnen met dat hele christelijk geloof de draak te steken. ‘Waarom moeten die uitgezonden heren bureaucraten ook ginds, bij die arme indiaantjes, zo nodig de boel gaan verpesten?’ Dit om uit te leggen dat onze eigen samenleving doodziek is, en ermee te eindigen dat hij de derde wereldoorlog beschouwde als een onvermijdelijke vorm van euthanasie. ‘Het zal niet langer volstaan om de kanker weg te snijden. De geestelijke dood heeft het hele lijf aangevreten!’

   Voor Mieke was het niks nieuws wat Francis daar orakelde. Zij loerde naar Moe, die van ontsteltenis een minuutlang roerloos voor zich uit staarde. En toen ze eindelijk begon te spreken, leek ze wel buiten adem. ‘Ik dacht dat jij gelovig was?’

   ‘Nee! Gelukkig maar! Al dat gepraat over God is gezwam! Wij zouden ons juist van alle woorden moeten bevrijden. Ik besta. Ik ervaar. Dat zegt genoeg! Het woord moet vlees worden!’ Dat was raak! In de oren van Moe pure ketterij natuurlijk.

   Het was te verwachten dat zij het woord zou nemen. ‘Wel jongeman…’ Frappant dat zij Francis niet bij zijn voornaam noemde. ‘Iedereen heeft daar zijn mening over. En daarom vraag ik je de onze te respecteren en in dit huis niet zo te praten alsof jij alleen de waarheid in pacht zou hebben. Wat je zei komt bij ons beledigend over!’

   Mieke schrok. Zo’n radicale houding had ze niet verwacht. Het werd haar ineens duidelijk waarom Va zich op de achtergrond hield: hij had vertrouwen in de verbale vermogens van zijn vrouw. Want al had zij geen hoge studies gedaan, dat ze een dochter was van Grootva - jarenlang burgemeester van ‘t dorp, - telde beslist mee. Van hem had zij de durf en het blinde zelfvertrouwen, eigen aan onbuigzame lieden. De onverzettelijkheid van de zich niet op rede baserende gelijkhebber, was Francis beslist opgevallen. Hij verontschuldigde zich, waarna het gesprek ophield en hij zich nog slechts fluisterend tot Mieke wendde. Het gevolg was dat zij de reactie van haar ouders pas te horen kreeg nadat ze Francis had uitgelaten. Vanuit de woonkamer werd zij op het matje geroepen. Om beschuldigingen voor te zijn, riep ze: ‘Francis houdt van me! Hij wil later met me trouwen!’

   ‘Het belangrijkste is je ziel en het eeuwig leven! Ik beef bij de gedachte wat er zal geworden van jou en je kinderen later, als ze geen christelijke opvoeding krijgen! Wat zegt zijn moeder?’

   ‘Weet ik veel! Bij hem thuis wordt daarover nooit gesproken. Zij zijn erg verdraagzaam, dat zeker! Dus hoeven jullie je over mij geen zorgen te maken. Trouwens,’ zo greep Mieke elk middel om Moe gerust te stellen, ‘wie zal zeggen dat ik hem niet op andere gedachten breng? Want heeft de Heer niet gezegd dat er in de hemel meer vreugde zal zijn om één bekeerling dan om negenennegentig rechtvaardigen?’ Het klonk zoals heel wat teksten uit de Bijbel, hoogdravend en weinig geloofwaardig. Dat was allemaal mooi, tweeduizend jaar geleden, toen er nog mirakels gebeurden. Maar vandaag geloofden de mensen enkel nog in een dikke portemonnee. Dat net haar ouders die woorden nog als zoete koek naar binnen schoven, bezorgde haar het onbehaaglijke gevoel dat ze, spijts de beste bedoelingen, in haar huichelarij te ver gegaan was. Moe zei geen woord meer. Alleen Va vroeg haar nu gauw naar bed te gaan, - de enige manier om dat probleem uit te rangeren.


WORDT VERVOLGD

Geen opmerkingen: