Als privédetective Joseph Reinhout zijn vrouw Isabelle en zijn enige zoon Harold thuis moet achterlaten om in Parijs een vermist meisje op te sporen, beschikt hij enkel over wat brieven, hem overhandigd door Jespers, zijn werkgever. De brieven leiden hem eerst naar het adres van haar correspondent, vervolgens naar een verlaten huis in Louveciennes, even buiten Parijs. Hier ontmoet hij Justine die hem door haar voorkomen aan zijn eerste liefde herinnert. Door haar komt hij ook in contact met de even raadselachtige als macabere dokter Lima.
26.
‘Dus geen spoor van Marijke?' begon Justine wat vergoelijkend.
‘Ik heb de hele dag rondgehangen. Een hoop tijd en geld verspild. En op jou moet ik dus ook niet rekenen!’
‘Ik verzeker je dat ik niets onverlet zou laten om van die lastpost af te zijn!’ Haar lach kwam Joseph zo spontaan voor dat hij zijn twijfels omtrent haar oprechtheid ging zien als de vooroordelen van een kleinburgerlijk mannetje. Zijn eerste indruk dat hij een onbevangen type voor zich had, bleek juist. Die vaststelling maakte dat hij opnieuw in de greep kwam van een negatief zelfoordeel. Hij was een bange haas. Het brave knaapje aan de hand van zijn Mama op weg naar het circus, had zijn kansen verspild. Hij had de meisjes niet gekust, had nooit genoeg van zich afgebeten. En hij kwam altijd te laat! Zijn eerste liefde had haar voorkeur gegeven aan een lefgozer.
Haar lach was nog niet verstorven, of zij verraste hem met een tweede vergoelijking; alsof zij hem niet zonder een belangstellend woordje als een hond weer door de nacht wilde jagen. ‘Ben jij dan héél alleen, hier in Parijs?’ Een geschikt begin voor een praatje.
‘Mijn vrouw heeft een hekel aan de grootstad. Misschien heeft ze gelijk.’ Er ging hem een licht op. Als hij deze jonge vrouw wilde strikken, zou hij, in plaats van zijn huwelijk te idealiseren, beter een web van mooie praatjes, leugens en bedrog weven. Hoewel het hem eerloos leek voor dit doel een vals beeld van zijn huwelijk op te hangen, verraste hij zichzelf met een halve waarheid: ‘De laatste tijd liggen wij veel in de clinch.’ Terwijl hij dit zei, voelde hij de verleiding haar lippen, die hem nog steeds met een stout lachje leken uit te dagen, voor de tweede keer te beroeren. Het werd hoogtijd dat hij Mama's handje losliet. Justine was geen spuugbak. Het zou ongetwijfeld heerlijk zijn dat malse lijf tegen zich aan te voelen en daarmee tegelijk een punt te zetten achter die onnozele braafheid van hem.
‘Ach ja, zo gaat dat!’ hoorde hij Justine. Daarna duurde het wachten zolang tot hij over het ademloze moment heen was en zijn verlangen als een kaartenhuisje zag instorten. Hij verweet zich zijn gebrek aan durf. Hij was niet gek genoeg. Zijn nuchter verstand zette alles te netjes op een rij en daardoor moest hij zijn passie wel onecht, doorzichtig en voorspelbaar verklaren. Hij, met zijn tact, zijn smaak, zijn gevoeligheden, hij stond zichzelf in de weg!
Nadat Justine weer naar binnen gegaan was, bedacht Joseph zich en keerde op zijn stappen terug.
Achter een rij populieren strekte een tennisveld zich onder het maanlicht uit. Dichte struiken verhulden een betonnen hok waarin, tussen stapels brandhout, het huisvuil in plasticzakken werd weggemoffeld.
Tegen het opgehangen doek ontdekte hij de schaduwbewegingen waarmee Justine en het meisje de brancard uit de hoek pakten en neerzetten.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten