maandag 27 mei 2019

over "natuur in de city" schreef ik in juni 2015 wel eens een klein essay, dat ik hier eventjes opnief noteer:


natuur is eigenlyk alleen maar mooi wanneer ze op industrie wordt bedongen (da's alvast een goeie openingszin.) ooit, negen jaar geleden, was ik wel eens in het verre land genaamd rwanda, alwaar ik, op een ogenblik, een geitje gevolgd hebbende, onverwacht aankwam op de top van een zeer hoge, in principe wel onwaarschynlyk mooi geschapen bergpas; eender langs waar myn twee ogen toen navigeerden, dienden er zich bossen aan, plus ook valleien, rivieren, nog meer bossen en nog meer bossen,- en verder niks; geen telephoonpaal, geen parkeergarage; alleen maar natuur, miljoenen acacia's in het byzonder. een verpletterende verveling kwam vanzelf over my neêrgeschoven. hoe desolaat. hoe gebeurtenisloos, hoe dodelyk!
    fiets ik hier echter, zoals daarstraks, door ons eigenste antwerpengrad, en ontwaar ik dan byvoorbeeld opzy van het leopoldsdok een gammele, houteren schutting met daarachter een paar vierkante meters rotsgrond, waarop her en der een paar vinnig ter hemelingen opverende stengels onkruid, een klaproos in een bad vol droge, vurige distels, dàn borrelt het avontuur in my naar boven.

Geen opmerkingen: