in huis loop ik nooit zonder een kamerjas. ik trek een kamerjas aan, metéén van zodra ik thuiskom, en houd hem dan dag en nacht aan, juist tot één seconde voordat ik weêr de straat op moet. een mens zou stellen: dit kàn je dus niet meer overtreffen - dwz: je bent, alles by mekaâr, een "maximale kamerjassen-drager,"- maar: dus toch wél, klaarblykelyk, kan het nog érger; de laatste tyd namelyk, draag ik nu zelfs steeds twee kamerjassen bovenop mekaâr. niet voor de show, het kwam vanzelf zo... een paar dagen terug bleek het in de gang by de kapstok nog kouder dan gewoonlyk, en verkeerden-ik, moetende kiezen tussen myn twee zeer verschillende kamerjassen, opeens gedurig in dubio; myn ene kamerjas is van een dikkere badstof, maar de andere is veel langer: van bovenaf gezien, reikende tot aan myn enkels, ipv tot slechts aan myn knieën. dus kwam ik op het idee, die korte, dikke kamerjas onderaan te dragen, en die lange, dunne kamerjas daarbovenop - met wel maar één ceintuur, namelyk die voor de bovenlaag. ik dacht: tja... dit zal goed zyn voor één half kwartier; want: dit zal wel niet marcheren, dit zal wel te warm zyn en beginnen jeuken, en hierin gaan zitten, zal ook wel niet lukken; maar: toch wél; nu al een week of twee dool ik op deze manier door myn labyrinten - niet écht gelukkig, wegens tegelyk toch obstinaat vertroebeld door een zeker gevoel van schaamte...
zondag 2 februari 2020
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten