68.
Bezijden de parlofoon, waarlangs Joseph zich hier voor de tweede keer als vader de Lieukerke bekendmaakte, hing een gegraveerd bordje waarop in Germaans letterschrift: Korporal von Cöppenick.
Na zijn Hitlergroet met klakkende hielen had hij die overjarige nazi tussen de andere rommel in de onderste lade van zijn bewustzijn weggemoffeld. Pas toen hij vernam dat de Borsalino al zijn poen had ingepikt, was bij hem een belletje gaan rinkelen. Dat de Duitser van Marijkes ziekte gebruikgemaakt had om haar te bestelen, lag inmiddels voor de hand; dat het evenwel om zoveel biljetten van vijfhonderd zou gaan, had waarschijnlijk niemand verwacht.
Bij het opstijgen van de getraliede liftkooi kreeg Joseph op elke verdieping een ander plaatje van de overloop. Daar stonden allerlei voorwerpen; gaande van een lege vogelkooi tot een twee meter hoge spiegel met antieke omlijsting, waarin de detective zichzelf als een hemelvaarder van het hoofd tot de voeten zag voorbijflitsen. De snel opeenvolgende beelden wekten een bizarre indruk.
De deur stond wijd open, als een gulle uitnodiging. ‘Ha, du bist es!’ riep de Korporal vanuit de kamer. Boven de rugleuning van een fauteuil dreven slierten tabaksrook. Dikke vingers hielden een boek geopend op zijn schoot.
‘Heute keine Lieder?’
‘Nein, eine Person kann nicht gleichzeitig hören und lesen!’
‘Wat leest u?’
‘Ik probeer een Armeens sprookje te doorgronden.’
Pas toen de Korporal achter de rugleuning zijn kop draaide, realiseerde Joseph zich hoe vreselijk de Borsalino hem had toegetakeld. Onder zijn gezwollen bovenlip, die de stijfheid van zijn dikke knevel nog meer benadrukte, ontbrak een rij tanden. Eén oog was vakkundig afgedekt door een vierkant kompres. Na een korte pauze, nodig om met de wijsvinger een stukje tekst aan te duiden, declameerde hij:
‘Eender wat, de tijd maalt
en kent geen genade.
Genade wortelt nu.’
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten