73.
De trein liet de Parijse lichten snel achter zich. Hoewel hij om twintig uur vertrokken was, wekte het bij Joseph de indruk of ze dwars door de donkere nacht reden. Hij kon de weinige passagiers tellen. In de coupé waar hij naast Marijke zat, bevonden zich enkel een Engelstalige, oude dame en een jongeman. De dame zat tegenover hem bij de deur, terwijl de jongeman zo erg ongedurig was dat hij algauw zowat elke beschikbare plaats had ingenomen.
Marijke sloeg haar detectiveroman dicht, legde de handen op haar schoot en keek naar het venster waarin boven de zwarte kammen van een naaldbos de overgaande kleuren van een nachtelijke hemel te zien waren. Wat haar betrof, probeerde Joseph zich ver van zijn fantasie te houden. Wat zij voor een meisje was, waaraan zij dacht, wat haar dromen waren, daar wilde hij geen kijk op hebben. Zij zat braafjes naast hem, en verder niets. Zijn missie was volbracht; daar ging het om.
Hij dacht aan zijn eerste heenreis naar Parijs, - intussen al langer dan een week geleden, - aan de heftige gevoelens na het afscheid van zijn vrouw. Het was hem gelukt Marijke thuis te brengen. Jespers was zelfs al betaald. Maar nu rees vanzelf de vraag welke winst het Parijse avontuur hem, naast zijn salaris, had opgeleverd. Na alle gebeurtenissen was hij weer een stap dichter bij zijn eigen einde. Het was waar: in Justines armen had hij zijn verloren gegane jeugdliefde eventjes teruggevonden en met Marie had hij een extatische beleving van de seks ervaren; maar tussen deze hoogtepunten lag zoveel meer: verdriet, verveling, moeheid, opwinding, pijn, alles wat bij het dagelijkse leven hoort, zoals ook dit rustpunt terwijl hij door het venster keek. En verdiende deze enige blik in het gezicht van de oneindige ruimte en tijdloze tijd niet eenzelfde gevoeligheid, eenzelfde geestelijke verrukking als eender welk hoogtepunt? Een bloem denkt niet aan tijd. Hoe kort haar bloeien ook, het is altijd een zichtbare overwinning op de dood. Tot die waarheid zou hij nooit zijn gekomen, als hij zich in zijn jonge jaren niet had verdiept in de vijfentwintig eeuwen oude stellingen van een Chinese wijsgeer; wat verder niet wegnam dat hij evengoed zou doodgaan: voorbestemd om op zijn beurt weer niemand te zijn, zoals iedereen. Vanwaar hij kwam, waar hij heen zou gaan: hij kon enkel de schouders ophalen. Hij had alleen weet van het bloeien, hier en nu. En tegelijk met elke missie was er altijd ook het dagelijkse, - wat evengoed volbracht moet worden.
Het viel Joseph op dat de jongeman, waar hij ook zat, geen oog van hem afhield. Hij probeerde er geen aandacht aan te schenken, maar op den duur werden diens stoute blikken en zijn zenuwachtig heen en weer schuifelen op de zitbank toch wel irritant. Waarschijnlijk moest de jongen hoognodig plassen. Ineens verliet hij de coupé.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten