4.
Sint-Petersburg wordt dooraderd door de Njeva. Die kolossale waterloop wil 's winters uiteraard helemaal dichtvriezen. Wat nefast zou zijn, de hele stad zou uit zijn voegen barsten en in stukken scheuren. Om die reden zijn er diep in de rivier pijpleidingen aangelegd waar dag in, dag uit kokend heet water door stroomt. Die warmte duwt het vrieswater naar omhoog. Aan het oppervlak stijgen er daarom zeer vreemde, mystiek aandoende, ijzige, laaghangende mistwolken op; die zijn het, die Sint-Petersburg beheersen en in zo'n vreemd, sprookjesachtig licht doen baden. En waardoor de nachten alhier, door Dostojevski en de zijnen worden aangewezen als "Witte Nachten".
Marijnissen liet me kennismaken het ene grandcafé na het andere. Prachtige, grootse etablissementen, met veel spiegels en oude, stoffige, indrukwekkende biljarttafels. Hier en daar een statieportret van Shostakovich. Filosofische aangelegenheden, zachtaardige antropologische laboratoria.
Ten slotte kreeg ik ons eigen eethuis te zien, de fabriek waarvoor ik gekomen was, en waarvoor de adrenaline zich nu al, eigenlijk, in mij aan het ophopen was. "Terracotta", zo heette dit paradijsoord in wording. Op tweehonderd meters van de rivier. Een massieve voorgevel zonder eind, met om de zoveel meters de grote vensters, als diepe nissen. De schatrijke sparring-partner van Marijnissen, de Russische Yorek, had een stel onbetaalbaar dure, historische terracotta-beelden uit China laten overkomen, één beeldengroep in het midden van de eetzaal, een installatie van oud-antieke, Chinese krijgers. Het kostte al geld, gewoon om ernaar te kijken.
Vervolgens werd ik in de keuken rondgeleid. Dit was een ander verhaal. Er was geen vloer. Er waren geen muren. Er was geen plafond. Alleen, in het midden van een kale, open ruimte, een stel splinternieuwe betonmolens. Maar ook nergens enige werklieden. "De achterste helft van het restaurant," zei Marijnissen lachend. "Inderdaad nog niet helemaal klaar." "Dat zie ik," zo zei ik. "Maar," ging ik voort, "Dat had je mij dan wel reeds aan de telephoon mogen zeggen." "Tja. Reken voor die verdere verbouwingen maar zeker op minstens nog een maand of twee. Maar," zo luidde het verdikt. "Die tussentijd zullen we nuttig besteden. Je wordt betaald en je zal koken."
We eindigden in een nachtclub, een dancing op een zestiende verdieping, waar na een tijd ook de befaamde Yorek zelf opdaagde. Best wel een aimabele verschijning. Universitair geschoold. Geen patser, een eerlijke gast. In vlekkeloos Engels begon ie ons te vertellen over zijn laatste nieuwe deal, een handelszaak in Cyprus. Hij voerde letterlijk tweehonderd zaken tegelijk. We toefden in een rovershol maar hij had zijn geldbriefjes los in zijn zakken zitten.
Ik ben zelf niet echt een zakenman, maar ik heb geen probleem met zakenlieden. Met zogenaamde kunstenaars heb ik doorgaans veel meer moeite. Een echt zakenman is nooit bitter, hij is aldoor aan het ondernemen en heeft geen tijd voor litteraire onzin. Hij kan er wel naar luisteren, maar hij wil het niet zelf staan uitkramen. Hij moet geld verdienen. Dat is transparant.
Nog later op de avond schoof er een zekere Nederlander bij aan, die ik kende, omdat ik thuis ooit een paar boeken van hem had; de gekende grafische vormgever Henk Elenga. Hij toefde in de stad met een beurs, eerst om hier les te komen geven, vervolgens ook om zichzelf allerlei nieuws eigen te maken.
Terwijl dit verhaal zich gestaâg verder afspeelde, niet alleen op die eerste dag, maar ook op alle andere dagen die volgden, geraakte ik bijzonder goed bevriend met deze spitse, briljante Rotterdammer. Een écht kunstzinnige geest. Al na een dag of twee kwam hij me voor te stellen aan zijn vrienden, een Nederlandse gemeenschap in Sint-Petersburg, een stel kwieke avonturiers dat iedere vrijdag ergens tezamenkwam, de ene keer in Bar Borsalino in Malaya Sadovaya Ulitsa, een andere keer in het Radisson op de Nevski Prospekt. Vertalers-tolken, advocaten, meubelverzamelaars; mislukte journalisten, een directeur van Toyota, die eens wat anders wilde, ook hier of daar een hongerkunstenaar. Deze bedrijvige, licht verwarde, behoorlijke eigenzinnige mensen hielden elkaâr in stand. Er was altijd wel iets dat geregeld moest worden. Iemand was op straat aangesproken geworden door een stel agenten. Die hadden op staande voet 300 roebel van hem geëist - niet méér dan het gebruikelijke bedrag. Voor de eerste keer ooit had die mens over wie het ging er opeens uit bestaan, te weigeren deze onzin te betalen. Hij werd meêgenomen naar het politiebureau en daar zat hij nu al een dag of twee. Kon er niet iemand van de club komen tolken voor hem? Wist er iemand een geschikte advocaat, of iemand van de Nederlandse ambassade?
Zo was het altijd wat, altijd vanalles door mekaâr.
TO BE CONTINUED
Geen opmerkingen:
Een reactie posten