‘Niessen heeft me een week naar huis gestuurd. Ik ben ziek!’ Ondanks zijn begeestering straalde Francis’ blik weinig vreugde uit om haar komst. ‘Ik ben van huis weggelopen!’
‘Weggelopen? Dat is een goeie!’ reageerde hij, of het om een grapje ging. ‘Nee, ernstig… Ben je ziek?’
‘Thuis stond ik voor de keuze: gehoorzamen of ophoepelen! En waar kon ik heen?’
‘Jakkes, wie had dat ooit gedacht!’
Mieke meende te begrijpen waarom hij over haar komst inzat. ‘Ik vind wel een hotelkamer!’
‘Weten je ouders dat je hier bent?’
‘Natuurlijk! Jij hebt altijd gezegd dat ik niet met me moet laten sollen! En dus heb ik mijn wil doorgedreven!’ Achter de deur klonk een geroezemoes van stemmen waartussen amusant gelach. ‘Allemaal vrienden van je?’ Het grote nieuws hield ze beter voor later. In plaats daarvan gaf zij hem een compliment omdat hij die Franse tekst zo schitterend had voorgedragen.
‘Weet je dan waarover hij ging?’
Mieke voelde een blos. Gelukkig waren ze alleen. Zij wilde geen mal figuur slaan, - niet met Eva in de buurt. ‘Is dat dan nodig?’ Haar toon keerde zich verontwaardigd tegen zijn opmerking. Graag had zij hem eraan herinnerd dat haar persoonlijke voorstelling van liefde en leven voorbijgaat aan alle woorden, alle talen, maar dit keer hield ze haar waffel.
Nog vervuld van haar lange voettocht, waarbij ze de pijn, de teleurstelling, de schrijnende eenzaamheid, het knagen van de worm aan haar ziel, bij elke stap door zich heen had voelen gaan, zei ze iets anders. ‘Waarom de eeuwige zon betreuren als ons is opgedragen het goddelijke licht uit te vinden? Arthur Rimbaud. - Weet je nog? - Nee, gelijk heb je! Jouw aardbeienplukstertje kan niet eens in behoorlijk Frans de weg vragen!’
Was zij erin geslaagd hem begrip voor haar situatie te doen opbrengen? Hij wenkte naar de deur. ‘Deze heren studeren dan wel letterkunde, maar jij hebt tenminste inhoud. Het verheugt me dat je hier bent! Heus!’ Hij legde zijn handen teder op haar schouders.
Jammer dat hun intimiteit werd verstoord. Een kerel kondigde zich op subtiele wijze aan door een stukje uit een populaire aria te zingen. Zijn geoefende stem viel Mieke op, ook toen hij losjes zei: ‘Storen jullie je niet aan mij; ik ben zo klaar!’ Handig trok hij een fles wijn open.
‘Mag ik je Wim voorstellen? Mijn beste vriend, over wie ik je heb geschreven. Hij slaapt vannacht hier. Al vindt hij Schoon Annie’s bed leuker!’ De vrienden keken elkaar met een betekenisvolle grijns aan, - genoeg om eruit op te maken dat Annie zijn lekkere bijslaap was. Mieke veronderstelde dat beiden het op die lichtzinnige toon ook wel eens over haar hadden. Was het een kwestie van overgevoeligheid? Zij hoopte dat Francis nooit te ver gegaan was in zijn confidenties.
Wim stak haar zijn hand toe. ‘Doe niet flauw,’ lachte Francis. ‘Vrienden krijgen een zoen!’ Zijn hand drukte tegen haar rug, zodat ze vanzelf naar voor neigde en de stoppels op Wims wang raakte. ‘Noem jij dat een zoen?’ schertste hij na een tweede duw. ‘Jakkes, wat ‘n saaie boel! En jij Wim? Bang haar doormidden te breken?’
Wim ging meteen op de uitdaging in. Zijn lippen smaakten overvloedig naar wijn en vieze dronkenmanspraat. Hij knipoogde, zette dezelfde vrolijke aria in en verliet het keukentje.
WORDT VERVOLGD...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten