Ondergedompeld in de nachtelijke beelden van de grootstad, keek Joseph naar zichzelf als naar een van die duizenden anonieme voorbijgangers. Het lot had hem een lelijke poets gebakken, had hem hier te midden van een labyrint van onbekende straten neergezet. Zonder doel, zonder identiteit, zonder notie van richting, belandde hij in een obscure jungle. Achter verlichte uitstalramen kronkelden de heerlijke lijven van geldverslindende, giftige slangen. Op een veilige afstand dacht hij aan de verboden peeskamers, waar hij enkel in zijn verbeelding kwam. Maar naast angst werd hij ook vervuld van ontzag. Hier naderde hij de kiem van het oerinstinct, en dit was gevaarlijker, obscener, eerlijker, naakter dan hij ooit had durven zijn.
Het is waar: zijn hoofd bood slechts plaats aan een burgerlijk wereldje, en voor die kleinheid werd hij nu gestraft. Door zijn opgaan in de anonimiteit lukte het hem tijdelijk elke innerlijke druk van zich af te gooien. Tenslotte was dat vertrouwde wereldje van hem ver weg. Baron de Lieukerke kon naar de hel lopen! Alleen, dat Isabelle uit was, deed hem wel iets. De twijfel aan haar trouw had zijn eigenliefde in een worggreep, perste het laatste restje van zijn ego uit, en nu balkte hij als een afgestrafte ezel.
Een lichtekooi liet haar oog op hem vallen. Haar gekromde wijsvinger lokte hem naar de overkant. Zag hij er vermogend uit? Aantrekkelijk? Hij hoefde enkel over te steken. Vooruit kerel! Niemand komt erachter. En Isabelle hoef je geen rekenschap te geven! Het komt door mijn ouderwetse opvoeding, dacht hij, het hoertje de rug toekerend. Toch vond hij dit geen afdoende verklaring; net zomin als zijn trouw aan Isabelle een verklaring vormde. Mogelijk had hij angst voor de onvermijdelijke val in een gat vol droefheid. Geld had er niks mee te maken. Hij was nu eenmaal het brave zoontje van een brave weduwe.
Minder riskant zou het bezoek zijn aan een striptent waarvan het ondeugende uithangbord vast zoveel toeristen lokte als de wieken boven de Moulin Rouge. Maar hij was niet van het slag als de huisschilders in de trein; daarvoor bekommerde hij zich te zeer om het prijskaartje. Bovendien had hij al eens gehoord hoe het daarbinnen aan toegaat: als je te lang bij dezelfde champagne bleef zitten, benam de rug van een ober je het gezicht.
In de rue des Martyrs joeg een openslaande deur het stoten van een trombone in een korte luchtverplaatsing naar buiten. Volgens de affiche zou blueszanger Bobby Bland er borg voor staan geen knollen voor citroenen te verkopen. Een schachtvormige trap naar beneden schonk Joseph het bevrijdende gevoel dat hij onderdook, weg van zichzelf, weg van de aldoor knagende beslommering dat Jesp dan toch gelijk had, nu hij de Lieukerke mogelijk voorbarig had opgebeld. In de diepte begeleidde een trippelende gitaar de opwinding van een echte Afro-Amerikaanse band met rauwe zang en woorden als drinking, gambling. Primitieve teksten overlopend van passie, levendige blues, droeve blues en dichte rookwalmen op de koop toe.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten