23.
Toen Joseph rond elven weer bovenkwam, was hij goed murw. Het was waar dat hij te veel ophad, maar van hier kon hij met zekerheid zeggen waar zijn hotel was. Door de drank gaf het de indruk of hij zichzelf hoorde spreken, zoals toen hij tot de slotsom kwam dat zijn angst voor de beesten niet ongegrond was: ‘Want elke publieke vrouw heeft wat van een spuugbak.’
In de schaars verlichte konijnenpijp naar zijn hotel, kreeg hij het nog aan de stok met twee brutale snaken. Uit een donker portaal sprongen zij te voorschijn; de een om zijn tegen de gevel geparkeerde motorfiets te starten, de ander om hem de weg te vragen. Eén blik zei al genoeg over hun ondermijnde lijf. Het kereltje voor hem stond zo slap op de benen dat Joseph in andere omstandigheden eerder geneigd zou zijn hem hulp aan te bieden. Een stiletto sprong onder zijn neus omhoog. ‘Your money!’
Waarschijnlijk keken die jongens te veel naar Amerikaanse politiefilms. Gewoon om van hen af te zijn, wilde hij wel een biljetje aan hen kwijt. Naast zijn portefeuille zat nog het flensje kots, - gister in de trein opgeraapt. Het kereltje op de motorfiets kwam gevaarlijk aanzetten. Om geen tijd te verliezen, gooide hij het kleffe ding als de bliksem over de platte smoel voor hem. ‘Pats!’ - klonk het, alsof er een flinke oorveeg werd uitgedeeld.
In de verwarring maakte hij zich uit de voeten. Maar amper had hij zich omgedraaid, of hij liep tegen een man aan. Met een smak plofte diens lijf in het donker tegen de muur.
Pas in zijn hotelkamer besefte Joseph aan welk gevaar hij was ontsnapt. Veilig uitgestrekt onder de deken, reconstrueerde hij het hele gebeuren. De duistere gedaante kreeg de eigenschap van twee scherpe ogen, vastgeprikt in de rug van een sullige echtgenoot, tijdens diens nachtje Parijs. Maar terwijl hij die Borsalino weer eens als een zinsbegoocheling van de hand wees, weerklonken er voetstappen in de gang, gevolgd door een draai in het slot waarmee de kamer naast de zijne werd geopend.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten