woensdag 10 mei 2023

gast-auteur


56.

Geheel onverwacht had Joseph de vroegste trein naar Antwerpen genomen. Rond de noen verliet hij het Centraal Station. Om Isabelle met zijn komst te verrassen, had hij de afstand van de bushalte naar huis zelfs deels in looppas afgelegd. Voorbij de laatste hoek keek hij over de lengte van de laan. In de weinige dagen dat hij was weggeweest, had de omgeving een ware gedaante­ver­wisseling ondergaan. De zon scheen, de merels floten, uit de tuinen kwam de geur van de lente en, wat hem het meest opviel: er heerste een kalme bedrij­vigheid. Iets stemde hem dank­baar. Wat zou hij malen om dood en verval. Het leven was onverwoestbaar. Het keerde altijd weer. En Joseph zag dat het goed was.

   Toen ginds, ter hoogte van de cipressen rond zijn woning, een hem onbekende cabriolet de laan kwam oprijden om al bij het eerste kruispunt uit het zicht te ver­dwij­nen, versnelde hij zijn pas. Een rode cabrio, klonk het op de cadans van zijn voetstappen. Een rode cabrio. Een rode…

   Langs de achtertuin kwam hij binnen. Beneden was niemand. Zich met twee treden tege­lijk naar boven haastend, gooide hij de slaapkamerdeur open. Isabelle zat aan de kaptafel en keerde dodelijk geschrokken het hoofd.

   ‘Waarom klop je niet aan? Waarom heb je beneden niet geroepen? Jij wordt nog wel eens mijn dood, jij!’

   In een flits zag hij de harde lijn waarmee haar mond zich van ontzetting opende. ‘Ik heb geroepen,’ loog hij, met verheven stem. 'Maar je hebt me niet gehoord!’ Het viel hem op dat het bed niet behoorlijk was opgemaakt, dat haar kapsel war­rig zat. Over de rug van haar stoel hing schoon onder­goed. Hij vloog haar in de armen voor een hartstochtelijke zoen en liet zich met haar als één logge massa op de matras vallen. Een plof van honderdvijftig kilo.

   In plaats van op zijn avances in te gaan, richtte Isabelle zich op. ‘En waarom heb je me niet opgebeld?’

   Deze vraag wekte opnieuw argwaan. Ik ben ziekelijk jaloers, dacht hij. Dat hij een rode cabrio had zien wegrijden, moest onvermijdelijk ter sprake komen.

   Isabelle had er een gewiekste uitleg voor. ‘O ja, ik heb hem ook opgemerkt. Hij stond van­mor­gen al vroeg op de oprijlaan van onze nieuwe buurman.’ 

   Schaakmat. Eén woord van ongeloof en ze zou­den elkaar in de haren vliegen. En wat zou hem dat opleveren? -‘Ga het zelf aan de buurman vra­gen!’ zou haar repliek zijn, overtuigd van zijn angst voor de schande, die hem te beurt zou vallen, indien zijn overdreven verbeelding het mis had.

   ‘Wat ga je doen?’

   ‘Ik vertrek meteen naar Jesp. Hij had een klus voor me!


(WORDT VERVOLGD...)


Geen opmerkingen: