VERZUCHTINGEN
door Robert Baeken
THYS OF THYSSEN
Via een doorzichtig gewreven plekje in het beslagen vensterglas had Thys een dame door de regen zien lopen. Het was middag en hij zat achter een lege pint, wachtend op de bus. Eigenlijk zou hij moeten opstaan en weggaan, maar doordat de veroordeling hem alle fut had ontnomen, besloot hij een latere bus te nemen.
De dame verscheen in het portaal, vouwde haar regenscherm dicht en schudde er haastig de druppels af. Doordat het café leeg was, zag het er even naar uit dat zij direct weer naar buiten zou gaan. Maar nadat hun blikken elkaar hadden gekruist, ontdeed ze zich dan toch van haar regenmantel. Thys schatte haar dertig, - vijf jaar jonger dan hijzelf. Zij droeg een tweedelig pak in rood fluweel dat bevallig rond haar figuur paste. Haar schuine baret uit hetzelfde rood fluweel liet ze gewoon op het hoofd staan. Ervan bewust dat zij werd geobserveerd, wandelde zij met afgemeten passen naar de baas achter het buffet.
Tussen zijn zitplaats en de bar telde Thys genoeg vrije tafels, zodat de jongedame, nadat zij iets had besteld, niet noodzakelijk in zijn buurt hoefde te gaan zitten. Met groeiende verbazing hoorde hij haar voetstappen tot bij een naburig tafeltje, vanwaar zij hem met een minzaam lachje toeknikte en, alvorens te gaan zitten, op haar beurt een stukje glas van het beslagen venster schoonwreef.
In de daaropvolgende stilte stuurde zij hem een blik toe; alsof ze iets wilde zeggen. Maar hij had haar nooit eerder gezien. Hij moest zichzelf niet wijsmaken dat zij van hem gecharmeerd was. Doordat hij haar wilde aanspreken, maar zich vergeefs afvroeg hoe te beginnen, voelde hij zich wat ongemakkelijk. Hij kon niet domweg over het weer praten. De vrouw wist ook wel dat het regende. Toen de baas haar bestelling bracht, - thee met citroen, - maakte hij van de gelegenheid gebruik een tweede biertje te vragen.
De jongedame bracht haar ogen bij het venster.
‘Niks te zien buiten!’ Daarmee hoopte hij haar weer eens te zien glimlachen. En zo gebeurde het ook. Haar ogen schitterden. Thys keek op zijn beurt door het venster. In een grijze, druppelende massa tekenden zich de vage omtrekken af van het slot. Over de brug waarlangs hij haar enkele minuten voordien naar buiten had zien lopen, spoedde zich een man met opgetrokken kraag. De dame had zijn komst zeker ook opgemerkt. Na eerst rustig te hebben gezeten, was de haast waarmee zij naar het toilet verdween ongewoon; alsof zij, eerder dan hier op hem te wachten, zich voor hem wilde verstoppen.
Zoals verwacht, kwam de man in het portaal opduiken. Maar in plaats van binnen te komen, bleef hij staan, met het voorhoofd schuin tegen de glazen deur. Thys kon hem wijzen op de dampende kop thee. Dat het gebeuren hem amuseerde, was geen reden om die kerel een dienst te bewijzen. In de weinige tijd, nodig om zich ervan te vergewissen dat het café nagenoeg leeg was, gaf hij de indruk van een slapjanus. Op zijn bleek gezicht stond een zware bril; daarin blikten twee gekwelde ogen onrustig heen en weer.
(wordt vervolgd...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten