maandag 6 april 2020

ONS FEUILLETON


DE INDRINGER



feuilleton in 20 afleveringen


door don vitalski





wat voorafging: een wellicht wat sloom geboren jongeman, genaamd pjotr lavaski, komt, onderweg naar het stempellokaal, op een nodeloze rommelmarkt op een pleintje, twee ogenschynlyk zeer banaal aandoende reiskoffers tegen, die hem toch mateloos intrigeren...









2.
een uur en nog eens een halfuur later,- ietsje voor zessen was het ondertussen geworden, goed uitgerekend als op een rekenbord  van de lagere school -, wist, lezers, onze goeie held, de beruchte pjotr lavaski, zich met zyn uitgeputte twee voeten en met zyn nat bezwete gehele bovenlyf en onderlyf, terug thuisgekomen. de beide koffers, waarover in het vorige hoofdstukje zoveel sprake, stonden intussen vlak voor zyn neus op de salontafel, waar ze byna rinkelden, sprakeloos glimmend in het beweeglyke rosse licht van zyn puffende kleine gaskachel.
     nog op die rommelmarkt, daarjuist, was onze held er, rechtvaardig geboren als hy zich wist, langdurig meê doende geweest, daadkrachtig te proberen uit te vinden, wie nu precies de verkoper kon zyn van deze spullen, die op hem zo'n merkwaardige aantrekkingskracht waren blyven uitoefenen. maar aldoor ving 'ie nul op zyn rekest. "neen, niet van my!" "die spullen stonden daar al, toen wy hier toekwamen!" "geen idee, ik dacht dat jy de verkoper juist was!"
    "op een ogenblik," zo begreep onze held, "zal deze rommelmarkt toch weêr moeten opdoeken? dat kan niet anders! zodat de verkoper van deze twee koffers dan wel zal moéten opdagen! tenzy die misschien, intussen, is doodgegaan, zomaar ergens - niet eens zo'n overdreven vergezochte redenering; ook marktkramers waren sterfelyk, en wannéér je juist zou sterven, dat kon je zelf niet kiezen. maar," bedacht pjotr nog meer, "ik zou alsnog, érg dringend ook, het stempellokaal moeten zien te bereiken. dus: om zolang nog te staan afwachten - daar heb ik de tyd gewoon niet voor."
    en nog meer bedacht 'ie:"het is niet myn schuld. een verkoper moet by zyn stand blyven. dat is zyn verplichting."
    en toen had pjotr lavaski er dus niets beters op gevonden, dan om dit volgende, zeer eigenaardig manoeuvre uit te voeren; met langzame bewegingen, goed zichtbaar voor alle omstanders, was hy ertoe overgegaan om, eerst, die kleine koffer van de grond, en vervolgens, meteen daarna, die grote koffer van de tafel te pakken. hy prevelde nog uit, half slap, half duidelyk:"ik zie geen verkoper..."
    maar: niemand was er verder meê bezig. en zo, zonder boe ofte bah, was pjotr, met in iedere, nauwgezette werkzame hand één van die twee, byna niks wegende koffers, beginnen voortstappen, weg van dit plein, het kromme jodenstraatje door, de oever over. en daarna langs de drukke, grote, tochtige winkelstraten van het oude centrum. naar het stempellokaal was hy niét meer geweest; dat was er, zagen we, eenvoudigweg toch niet meer van gekomen.
    hy dronk een tas koffi, hy smoorden-'n cigaret. hy bekeek de twee koffers tot in het oneindige, ongeveer zoals een mens naar kabbelend water zou hebben gestaard, of naar een rustig ademend huisdier; onderwyl wel vanalles bedenkende, maar niets noemenswaardigs. een paar keer ging 'ie overeind staan, veelal om dan meteen, zeer naarstig, door het matte raam te gaan kyken, gestaâg doublecheckend of de mooie elise misschien niet thuiskwam, zo onderhand. al zag 'ie er naderhand, en met stelligheid, voorgoed en voor altyd vanaf om die twee koffers, of één ervan, ooit van zyn leven aan dat meisje cadeau te zullen geven (één van zyn aller-slechste ideeën ooit!), toch bleven, in zyn gedachten, die koffers met haar verbonden - gevoelsmatig althans, want een redelyke verklaring viel daar niet voor te verzinnen.
    hy ging naar buiten - meer bepaald, na een belachelyke omweg, naar die nieve frituur om zyn hoek, frituur frêre jacques. om daar een grote friet met tartaarsaus te bestellen, maar ook wat zo mooi werd genoemd een "berenpoot". hy consumeerde dit voedsel daarzo, ter plekke - met weinig smaak, maar wél met erg veel zout. "toch goed," zo overdacht 'ie dit - voor de rest van de lange dag had onze verhalenheld nog totaal niks ànders gegeten.
    na dit uitje, liep pjotr lavaski algauw weêr naar huis terug. het was koud voor de tyd van het jaar. het motregende zonder ophouden. de straten lagen er grimmig verlaten by.
    tot zyn ontsteltenis was er nu toch wél, naar 'ie dit moest toegeven, leven in de brouwery; er was namelyk licht beginnen te branden op de verdieping van elise. wat betekende, lezers, dat ze moest zyn thuisgekomen, preciés op dat éne moment toen hy er zelf, héél eventjes maar, vandoor was geweest... zyn maag draaide. hy wilde dood! misschien was hy van plan geweest om haar te passeren op de trap. misschien zou 'ie haar toch wel, zelfs, hebben aangesproken - byvoorbeeld toch wél, als hy dit zou hebben aangedurfd, met een woord over die twee koffers. "maar - goed, hier nu alles eventjes by mekaâr," zo prevelden-'ie het hardop. "alles by mekaâr is het juist goed, zoals het is. best mogelyk zou ik my totaal belachelyk hebben gemaakt! ik weet niet goed wat my mankeert... wat is er loos met my? waarom bibber ik ineens zo erg, wat is hier toch gaande?"
    voor de rest van de lange avond en vroege nacht bleef 'ie, rechtop in zyn kaduke zetel, die twee vreselyke, bolstaande koffers op zyn salontafel nader bestuderen. pas rond halftwee nà middernacht kwam hy toch weêr helemaal overeind te staan, en deed, kordaat, zyn regenfrak aan...

WORDT VERVOLGD   

Geen opmerkingen: