DE FRAGMENTEN VAN
HET SLANGENMENS
feuilleton in 20 afleveringen
door don vitalski
7.
van buitenaf zag de kleine caravan van de giraffe er helemaal troosteloos en verlaten uit. de puffende, zwart-met-gryze wolkjes die zich, het ene na het andere, losmaakten uit de kromme, blikken schouw bovenop het schuinse dak, wees aan dat er toch leven was, maar voorts scheen het een nodeloos gedeukte, leêge koekentrommel, door christus vergeten, door jahwe voor eens en voor altyd ergens naar opzy gegooid.
en toch, mooie lezers: daar helemaal binnenin - eens je er dan toch, na een bangelyk aankloppen, toe geraakte uitgenodigd, voorzichtig schuifelend nader te treden -, dan bleek deze dompige stulp juist, in waarheid, in beslag genomen te zyn door een soort van gewoel en gekrioel, een gradatie van begankenis en verregaande bedryvigheid, waar een mens zometeen, desgevraagd, geen naam op zou kunnen plakken. middenin deze persende drukte van stampei makende circuswezens, was het door de meesterspion katinocenov dat onze gevleugelde vriend uiteindelyk welkom geheten werd. de kleine man nam zyn bolhoed vlug af, draaiden-hem zestien keer in de rondte, gooiden-hem zeventien keer in de lucht, en gaf onze vriend nog een suikerwafel.
katinocenov, zodoende; dat was een meêvaller, begreep onze held meteen. want die man, katinocenov, die was natuurlyk écht, helemaal létterlyk een meester-spion, zyn uitzonderlyke strepen nog verdiend hebbende tydens de fameuze "driekoningen-oorlog", nu inmiddels weêr zo belachelyk lang geleên. met vanzelfsprekende dank aan zyn, per definitie dus, zonder meer eeuwenoude, maar toch helemaal beroepsmatige vurigheid die het was, die hem aanstuurde, was deze kleine meneer met zyn grote kaalhoofd, alsmaar meer over een onuitsprekelyk netwerk van informanten beginnen te beschikken, over integraal het circusterrein, vanaf, helemaal links, de woestenyen van zelfs àchter het berenbos, tot aan, helemaal rechts, het vervallen stel oude stortbaden, klimrekken en kapot geregende schommeltuigjes naby de schelde-rivier. vooral de kleinste insecten van het circus, nog meer specifiek de vlooien, de torren, de vliegende mieren maar meer nog de wandluizen, hielden katinocenov quasi permanent op de hoogt van wat er zich afspeelde waar precies - behalve wanneer hy zich (maar dat gebeurde zelden) plotsklaps depressief wist, en met niemand nog iets te maken wilde hebben.
in ieder geval gaf 'ie er blyk van, als vanzelfsprekend zelfs, er weet van te hebben, lezers, waar onze arme vogel, de gans afgepeigerde "menselyke neusvogel", de voorbye dagen meê bezig was geweest. "je bent op zoek," zei katinocenov, "naar de leeuwentemmer. omdat je, als myn informatie klopt, hebt uitgevonden waar zyn lafhartige leeuw ergens uithangt."
"dat was niet eens zo moeilyk..."
"natuurlyk niet - die zit toch altyd maar, sinds toen 'ie nog maar een welpje was, in de biblotheek, het liefst? als die even kan? die lamentabele boskat! tegenwoordig moet die zelfs een leesbrilletje, naar ik verneem..."
als op bestelling ging er juist, op dit unieke moment in de tyd, een kleine, krakende zydeur helemaal open, die tot dusver als verborgen in de wand was gebleven, van deze veel te kleine, drukkende bykeuken. die deur was voor de neusvogel een vervelende verrassing; er openbaarde zich daar nu een geheel niéve kamer, dewelken-'ie echter volstrekt niet had vermoed. alsof het lot zelf hem hiermeê een loer wilde draaien, als willende zeggen:"beklagenswaardige kippenbout, met uw lelyke domme neus - begryp nu eens, hoe wéinig je weet! hoe wéinig!"
ontelbare circusfiguren, klein en groot, lachend en wenend, probeerden zich terstond in dat onooglyke kamertje, allicht een slaapkamertje, meer niet, naar binnen te werken, trekkend en duwend. wat viel er dan te beleven, daarbinnen? niks toch, zo dacht de vogel? hoewel 'ie, precies tegelykertyd, ook zélf die nieuwsgierigheid voelde - die aandrang, die het was.
WORDT VERVOLGD
Geen opmerkingen:
Een reactie posten