zaterdag 1 april 2017

kronieken 1 smeulsmurf

de kronieken
van de knekelman



feuilleton 
in 12 afleveringen


door don vitalski






1.
goeddeels bleken ze dus te worden bewaarheid, beste lezers; de fabels en de legenden, en dus méér nog, zelfs, de talloze, meer scherpzinnig en geduldig genoteerde verslagen, studies en traktaten met als onderwerp,- waar ik nu was terechtgekomen -, het gevreesde, integraal en volstrekt infame zogenaamde "klapstoeltjes-commando" - erger dan de witte apenkooi, griezeliger dan de doos van de wolharige, dikke tseetsee-vlieg, en nog méér morbide dan de dood door lachgas. het klopte dat het klapstoeltjescommando voornamelyk bestond uit één enkele, onoverzienbaar ruim gebouwde, yzig tochtende reuzenhangar, waar gevangengenomen bulderdrangers aanhoudend één klapstoeltje (ieder persoon kreeg één stoeltje) tot in het oneindige moest openklappen, om het direct daarna weêr dicht te klappen, en verder niks, totdat ofwel die stoel, ofwel die artiest in eigen persoon in twéé stukken brak, en dan kon worden worden afgevoerd door één van de kapiteins - het vreugdevuur in; dat was een vlammenspel, kapitein kaaiman en kapitein weêrwolf, die lààfden zich daaraan, zeker swinters.
    maar wat in al die verhalen toch ontbrak, en waarby vergeleken die centrale hangar, ondanks alle dodelyke slachtoffers, nog maar kinderspel betrof, dat was een zeer kleine, aparte afdeling, waar niet ikzelf, maar wel de giraffe aanvankelyk in werd ondergebracht. dit zy-commando, door dieven onderling "de bubbels" genoemd - die waren pas het échte inferno; die "bubbels", lezers, die waren ht middelpunt van de meest dodelyke nachtmerrie bestaanbaar.
    eerst had ik er geen zicht op, wat er dààr dan precies zou gebeuren. ik zag, by aankomst in de hangar, de giraffe by zyn armen en zyn voeten worden gegrepen - hy werd langs een hoge ladder naar boven gedragen, langs de grauw zwarte, enige bakstenen wand van de hangar (de rest was van yzer), en daarna, zo zag ik nog nét, voordat ik werd voortgeleid, daarna werd de giraffe helemaal uit myn zicht geduwd, langs een soort van rechthoekige, metalen matryspoort, daar ergens hoog middenin die muur. pas later begreep ik wat daar preciés gebeurde. de tweede dag kwam ik de giraffe toch weêr tegen, namelyk in het puddingpad, waarover later pas, hopelyk, wat meer; "ik kàn niet meer!" zei de giraffe. "laat ons wisselen - ga jy in myn plaats naar de bubbels!" ik was de indringer kwyt, met wie ik naar de directeur moest; dàt was myn eindstemming; het martel-spel met de oneindige klapstoeltjes zou me daaromtrent op geen enkele manier wetn voort te helpen, dat zou alleen maar eindigen tot, zoals gezegd, de vuurdood erop volgde. die "bubbels" werden my ook wel door iedereen afgeraden - maar tenminste geraakten-ik dan toch weg waar ik nu was; alleen maar daarom gebeurden-het dat ik, na voor maar één enkel, halve seconde myn kansen te hebben overdacht, de ruil met de giraffe voor bezegeld nam.
    los van wat zy me nadien, inderdaad, zuiver toevallig nog zou weten op te leveren, was die ervaring op zich, myn verblyf in "de bubbels", zonder meer het ergste, het allermeest satanische, lezers, dat ik ooit in myn bestaan meêmaakte; het enige waarvan ik naderhand zou zeggen:"okay, people; liever metéén, heel erg pynlyk zelfs, moeten sterven terwyl ik erby staan - dan nog maar gedurende één kwart van een halve seconde dié hel nu nog 'ns opteniéf te moeten beleven!" eraan terugdenken, vergt al te veel van my...

WORDT VERVOLD

3 opmerkingen:

saskia zei

als een touw. maar het werd nooit duidelyk of ik daar wel diep genoeg meê kon reiken, vermoedelyk niét - en als die kleêren toch wel ver genoeg zouden geraken, dan was het nog maar de gigantische vraag, wat de sukkel daarbeneên ermeê zou hebben moeten beginnen, het kon niet anders of hy klemde daar, met het middendeel van zyn lyf, zo drastisch in die nauwte, dat zyn polsen nooit de kracht zouden hebben gevonden om zichzelf daar weêr te kunnen uittrekken.
later kon ik zelmfs niet meer probéren te helpen, omdat ik myn kleêren, toch byna allemaal, had moeten achterlaten in een schacht, omdat ik er mét kleêren aan niet zou zyn doorgeraakt.
twee keer gebeurde het, dat die smalle, geheel verticale put waar ik, na zo'n meer open "kamertje", geheel op zyn onderste uiteinde wél een kromming maakte, maar daarna geen verdere uitweg meer bood. dan moest je toch weêr terug naar boven - wat dus alleen maar kon met je beide handen gans krachteloos naar omhoog, je afdrukkende met alleen je voeten, en je knieën gebruikend om intussen zo weinig mogelyk toch weêr terug naar beneên te schuiven.

saskia zei

waar die onderaardse, stenen onderwegkruiptunneltjes te nauw waren om er op je ellebogen door te kruipen, kon je niet anders dan je op je rug te leggen, om je er op dié manier, met je aangezicht tegen de bovenkant, letterlyk als een slangenmens te zien doorheen te wringen. plat op je buik, zonder steun van ellenbogen, bereikte je nooit iets. maar als je je te langdurig ruggelings moest manoeurvreren, twee of drie dagen lang (maar wie hield de tyd nog by, wie kon d'r nog rekenen in dag of nacht), dan betreurde je het dat "plafond", om de bovenkant zo te noemen, te laag was om je te kunnen omdraaien - omdat je op den duur wat grààg toch op je buik was gaan liggen, om je rug even te laten uitrusten. maar als je aan zo'n ruggelingse kruipparty begon, dan wist je op voorhand: nu zal het oneindige tyd lang niet anders kunnen dan zo, niks aan te doen.
maar goed, het ergste bleven dus toch die momenten, wanneer je, door zo'n "kamertje" in het vooruitzicht, naar zo'n té nauwe doorgang moest, die verticale stenen smalle tralies die daarop uitgaven - die kruiptocht was altyd het meest hels, daar wilde je gewoon nooit aan beginnen.

saskia zei

by de meeste mensen en/of dieren zal er wel een moment komen waarop ze uitreoepen:"tot hier!" wat an een ogenblik zal zyn, waarop al hun verdere verbintenissen met deze wereld, voor eens in het niet vallen. voor muyzelf was het anders; niet om myn vader en moeder triouw te zyn, want zelfs dié kwamen niet meer in my op, zelfs myn goede moeder niet meer, maar wel zuiver als een technische methode om niet écht in krankzinnigheid open te barsten, hield ik my die ene, luttele taak voor myn geestesogen, byna onafgebroken - soms, byvoorbeeld naar zo'n kamertje klauterend, was er écht niks anders, dan was het écht alleen maar dat vechten om niet dood te stikken!; maar àlle andere momenten was er steeds die stompzinnige strevenary:"naar de directeur! met die indringer! ik moét, met die indringer by me - tot my de directeur zien te geraken!" hoeveel liefde en achting ik in waarheid ook altyd was gewaarworden voor onze circusdirecteur: op dit moment in die kookputten, in die harde betonnen duistere "bubbels" aan het klapstoeltjescommando, hier vermocht ik niet anders dan aan myzelf toe te geven: zelfs dié man kan my nu geen halve zak nog verdommen! maar als een methode, ik zei het al, bleef hy dus toch myn richtlyn.