enkele zinnen uit "FRANKENSTEIN"
Over de jaren verspreid heb ik op deze blog
al erg veel gezeverd
over Mary Shelley,
de schrijfster van Frankenstein,
en ook soms wel over sommige Frankensteinfilms; maar eigenlijk nog nooit echt
met enige noembare focus
op de tekst van het boek zelf. Daar komt nu bij deze verandering in, - applaus!...
ALINEA'S LEZEN
De meeste boek- of filmrecensies die je leest, bestaan voor 80% uit samenvattingen van het verhaal. Wat een saaie gemakkelijkheids-oplossing, wat is er saaier en vervelender dan de samenvatting van een verhaal! Alleen gebruiksaanwijzingen zijn zo mogelijk nog erger...
Verhalen op zich, kunnen ons eigenlijk niet zoveel schelen, vooral niet in boeken. Zelf praat ik graâg met al mijn boeken tegelijk, zodat mijn eigen plezier eruit bestaan om, 's nachts in mijn beroemde bibliotheek tot rust komende, vaak zomaar één boek ter hand ter hand neem, niet willekeurig, maar voortgedreven door 'n soort intellectuele hypnose, het boek in kwestie opensla, en dan zo snel mogelijk probeer in te zoomen op de toonaard van onderhavige bladzijde, dwz hoe klinkt ongeveer de stem, die tot mij spreekt.
Zo slaan we hier de komende weken, niet echt op goed geluk, maar weldoordacht geselecteerd, een veertiental passages open uit Mary Shelley's "Frankensten" (verschenen in 1818).
EERSTE LANDSCHAP
Nog los van de twee legendarische inleidingen tot Frankenstein, waarin Shelley ondermeer schrijft over de ontstaansgeschiedenis van haar verhaal, begint dit boek, vooraleêr we van echte actie mogen genieten, toch wel met flink wat gezwets - niet helemaal ongebruikelijk voor negentiende eeuwse letterkunst; de verhalen van Edgar Allen Poe bijvoorbeeld, hebben vaak nog veel méér dreinerende inleidingen; zijn detective-verhalen in het bijzonder, twintig jaar nà Frankenstein verschenen, worden als het ware verdronken in theoretische prologen en uiteenzettingen vooraf over logica en waarnemings-theorie - werkelijk een smet op het leesplezier! Daarbij vergeleken, valt Frankenstein dus wel nog zeer goed meê... Maar meestal maakten zowel dichters als romanciers zich éérst en vooral een paar bladzyden zeer moê om te benadrukken hoe échtgebeurd hun komende boek wel niet was. Zo ook Mary Shelley dus.
Concreet volgbaar, en als het ware bijna filmisch avant-la-lettre, wordt het boek pas na een tiental bladzijden, dankzij deze volgende, zeer beeldrijke zin:"De voorbije maandag (31 juli) waren we praktisch ingesloten door ijs, dat het schip aan alle kanten omringde, met amper genoeg zee-oppervlakte om nog te kunnen drijven. Wat eens zo gevaarlijk was, daar we omringd werden door een dikke mist. We gooiden het anker uit, en hoopten op verandering in weer en atmosfeer."
Zoals eerder al aangekruist: aan deze beklemmende setting, claustrofoob en uitzichtloos tegelijk, liggen de jaren ten grondslag die Mary Shelley als prille tiener doorbracht in het walvisvaardersdorpje Dundee, Noord-Engeland, waar het gonsde van verhalen over verdwenen poolboten en vastgelopen spookschepen; maar ook los daarvan, mag je weten dat deze thriller-achtige beeldschepping op de noordpool, zich pal middenin een literaire traditie bevindt, een traditie die haar lààtste hoogtepunt kent in de opera van Wagner (1843), maar haar vroégste juweel in het lange gedicht "De Ballade Van De Oude Zeeman", van Coleridge, op deze blog al zo vaak vermeld. Coleridge was een goeie vriend van Mary Shelley's vader; toen Mary zes jaar was, hoorde zij Coleridge zelf dit verhaal declameren in het salon. Maar: op eigen beurt vonden Coleridge en al zijn collega's in dit genre, hun basis-inspiratie bij de legende van de Vliegende Hollander.
DE LEGENDE VAN DE VLIEGENDE HOLLANDER
"De Vliegende Hollander" is een achttiende eeuwse zeemanssage, niet uit de volksmond, maar uit de rationele schrijverspen van diverse Angelsaksers. In de achttiende eeuw hadden de meeste Europeanen, maar vooral het matrozen-ras der Engelanders, een gigantische bloedhekel aan het succesvolle V.O.C., met welke handelscompagnie, gericht op Kaap-de-Goede-Hoop en de Straat Magellaan, de Verenigde Nederlanden eeuwenlang alle andere naties qua zeevaart de loef afstaken. De legende van "De Vliegende Hollander" is een verhaal dat diende om die enorme, snelle vaart van de Nederlanders aan de kaak te stellen; ze varen snél, zo geeft het verhaal toe, maar toch varen ze verkeerd; namelijk doordat ze té erg worden aangeblazen door winstbejag en hebzucht.
In een notendop komt het verhaal van de Vliegende Hollander hierop neêr; een zekere Kapitein De Decker, uit Terneuzen in Zeeland, wil àbsoluut uitvaren, om handel te gaan drijven, naar Kaap De Goede Hoop - dat het éigenlijk Pasen is, deert hem niet, en dat het nakende onweêr bijzonder weinig goed voorspelt, glijdt eveneens van hem af. Onderweg op zee verworden De Decker en zijn kornuiten algauw tot een speelbal van de duivel; na enige sportief horribele stormen worden de zeeën juist algeheel windstil, en geraakt men nergens meer. De bemanning sterft, van honger en dorst. De Kapitein blijft eeuwig voortleven, tot in den treure zich nog kwijtend van het ene nutteloze karwei na het andere... Soms sturen de zombies op het schip een sloep, volgestouwd met wanhopige brieven, naar een passerend zeilboot, om de familie, die natuurlijk ook allang gestorven is, toch nog de groeten te doen.
Honderden jaren lang meenden zeelieden tot in Australië toe deze "Vliegende Hollander" écht te hebben waargenomen; de getuigenissen kwamen dan niet van één enkeling die ijlde, maar van gehele bemanningen gelijktijdig; ze zagen het dodenschip, met rode, bolronde zeilen, vliegend precies één meter en een half boven het watervlak.
WASHINGTON IRVING
Nog een noemenswaardige versie van dit verhaal is die van de auteur van "Rip Van Winkle", de Americaans-Engelse Washington Irving, "Het Stormschip"; maar: dit verhaal verschijnt pas vier jaar nà Frankenstein.
Het lot wil, dat later in haar leven, Mary Shelley deze auteur, Irving, nog persoonlijk kwam te leren kennen, en hopeloos verliefd op hem werd ook - tevergeefs; Irving wantrouwde haar schandalige reputatie in het algemeen, en haar vermeend amoureuze omgang met de revolutionair Thomas Payne in het bijzonder; nog los van het idee, dat Irving toch liefst, zijn haken naar vrouwen ten spijt, zijn leven lang een vrijgezel bleef.
De meest eigentijdse versie van dit spookschipverhaal, ter besluit, werd opgetekend door Gerard Reve, in het prachtige boek "De Taal Der Liefde"; elders op deze blog, kan je daar desgewenst echt gratis zowat àlles over aan de weet komen (zie: zoekfunctie rechtsboven. Als je dit leest op je telephoon ipv op je laptop, moet je onderaan aanklikken "internet-versie weêrgeven", alvorens die zoekfunctie te kunnen gewaarworden.)
MORGEN: HET ALLER-EERSTE OPDUIKEN VAN HET MONSTER
Geen opmerkingen:
Een reactie posten