Niessen woonde in een afgelegen villa. Mieke hoefde niet eens om te rijden. Zij nam gewoon een andere zijweg. Daarna zou ze vanzelf weer op haar dagelijkse route komen.
Het eerste wat haar opviel toen ze haar fiets tegen de omheining zette, was een plaat waarop in koeien van letters: TE KOOP. Daaronder het telefoonnummer van mevrouw Beaumont. Een ronde toren aan de voorkant bezorgde het witte gebouw, toegerust met zwarte, glooiende daken, de allure van een kasteeltje.
Mieke zag geen licht achter de vensters. Ook in de voortuin was het donker. Zij belde aan en hoorde het signaal. Daarna keek zij gespannen naar het straatlicht wat verder op de rijweg, dit om na te gaan hoe de benen te nemen, mocht dat nodig blijken. Pas toen zij achter de deur naderend gestommel hoorde, realiseerde ze zich dat Niessen één voet in het gips had. Zijn gestalte vulde de deuropening. Door het tegenlicht waren zijn trekken nauwelijks te onderscheiden. ‘Hier! De documenten.’
‘Dank je! ’t Kan wel even duren voor ik alles heb gelezen!’ Niessen stak meer licht aan. Daar hij zich moeizaam op krukken voortbewoog, was zij ruimschoots in de gelegenheid om rond te kijken. Voorbij de inkomhal passeerden ze een leeg kamertje.
‘Mijn ex is er met alle meubels vandoor. Hier stond mijn bureau!’ Hij hijgde van de inspanning.
Mieke had de laatste maanden niets meer over die voor hem zo pijnlijke geschiedenis vernomen. De mededeling bracht haar wat in verlegenheid.
‘Ja, de scheiding is nu wettelijk. En we hebben een koper voor het huis. Volgende week huur ik een studio op een boogscheut van het bedrijf!’
Bij dit laatste had zijn stem raar geklonken. Mieke kon zich voorstellen dat het vooruitzicht hem verbitterde.
Zij betraden een volgend vertrek, de gewezen woonkamer. Daar stonden enkel een tafel met vier stoelen en een fauteuil bij het venster. ‘Gooi je overjas maar op een stoel!’ Mieke vond het kil binnen, zodat ze liever niet op zijn voorstel inging. Ze pakte Niessens krukken aan en hielp hem bij het neerzitten.
‘Je hebt toch geen haast?’
Het moest hem opgevallen zijn hoe ze tegenover hem zat: helemaal gekleed, de muts nog op het hoofd en op het puntje van haar stoel, klaar om naar huis te fietsen. Daarop vestigde Niessen al zijn aandacht op de documenten. Hij nam ze één voor één van het stapeltje, las ze vluchtig of keurde ze in één blik goed. Slechts hier en daar plaatste hij ook zijn krabbel, zodat hij ze tot haar opluchting in een mum van tijd had doorgenomen. Mieke keek op haar horloge. ‘Ziezo! Kunnen we nog wat kletsen… Hoe gaat het op kantoor? Koffie?’
‘Blijf zitten. Koffie zou mijn eetlust bederven.’
‘Kun je geloven, ik heb onze gesprekken erg gemist,’ deed Niessen opgewekt.
‘Nochtans heb ik nooit die indruk.’ Mieke dacht aan hun laatste gesprek. ‘Wij hebben weinig gemeen. Trouwens, ik ben maar een ondergeschikte; wat de reden is waarom ik het altijd tegen je moet afleggen!’
‘Vind je? Ik wou net zeggen hoezeer ik je bewonder. Je hebt een heldere kijk op heel wat zaken. Jammer dat je je makkelijk door anderen laat beïnvloeden. Maar dat hoort bij je leeftijd!’
‘Je bedoelt mijn ouders? Francis?’
‘Inderdaad! Hoe maakt hij het tegenwoordig?’
‘Best!’ zei Mieke, blij iets over hem te kunnen zeggen. ‘Hij is ginds al goed ingeburgerd!’ Ze grabbelde zijn foto uit haar handtas. ‘Die met de omgekeerde bloempot,’ giechelde ze.
Niessen bekeek het prentje aandachtig. Daarna beperkte hij zijn commentaar tot de vraag waarom het gehalveerd was. Het ontgoochelde haar dat hij niks over Francis zei. ‘O ja, de foto was helemaal wazig aan die kant.’
‘Natuurlijk! Je hebt wel vertrouwen in hem, niet?’ Mieke vroeg zich af waar hij op aanstuurde. ‘Als je eens wist hoe ik hem benijd! Hij boft met een dergelijk knap, eerlijk buitenmeisje. Jammer genoeg heb ik nooit dat geluk gehad!’
WORDT VERVOLGD...


























Geen opmerkingen:
Een reactie posten