10.
Toen hij zag in wat voor toestand de andere deur aan de hengsels hing, liet hij zijn loper zitten. Een voorzichtige draai aan de klink. Dan een duwtje. In plaats van weerstand te ondervinden, had hij moeite om de deur in evenwicht te houden. Zijn eerste blik omvatte het beeld van een wanordelijke studentenkamer. Jammer, een kooi met daarin een vermist meisje, zou te mooi geweest zijn. Achter hem viel de deur weer open. Eerst dacht Joseph dat het slot onklaar was, maar nu stelde hij vast dat het binnenwerk volledig ontbrak. Hij plaatste een stoel tegen de deur.
Alleen in de kamer ervaarde hij zichzelf als een volslagen vreemde. Als basisgegevens had hij: een onbekende plaats, een onbekende tijd, een onbekend leven. Legaal of niet, het zoeken naar bewijsmateriaal dat Marijke hier zou geweest zijn, maakte dat hij zich geen indringer voelde; daaraan ontleende hij het recht om hier rond te lopen, ook al vond hij niets. In hem tikte een klok de seconden van zijn leven af. Hij, Joseph Reinhout, moest zijn speurwerk grondig verrichten en zonder te veel tijdverlies. Zo had hij op goed geluk af snel een rij leerboeken doorbladerd. Om de juiste volgorde te bewaren, plaatste hij ze onmiddellijk weer in de kast. Het scheen dat de student, afgaand op de inhoud ervan, inderdaad chemie studeerde en daarnaast ook erg begaan was met het leefmilieu. Achter de kaft van een zekere Walden over Thoreau, eindelijk een brief! Geschreven te Louveciennes op 15 maart 2002 en ondertekend door Justine Duroc. Hij noteerde het adres van de afzender. In de vlucht waarmee Joseph de regels doornam, kwam hem één zin zeer belangrijk voor. ‘Wat Marijke betreft,’ zo stond er in vloeiend Frans, ‘als zij niet te kieskeurig is, regel ik hier in mijn buurt wel een adres voor haar.’
Twee schragen en een spaanderplaat deden dienst als legplaats voor gebundelde cursussen. Terwijl hij zich vooroverboog om een stapeltje te verschuiven, viel zijn oog op een sigarenkist, half toegedekt onder een krant. In plaats van het schrijfgerief dat hij meende daarin te zullen aantreffen, kwam hij bij een bundel dichtgevouwen brieven uit. Te oordelen aan de schoolse vertelstructuur, waarbij het duidelijk ging om het deugdelijke gebruik van de Franse taal, was Marijke aan het woord. Daarna volgde enkele brieven van vrienden, die in Engeland en de V.S. studeerden. Interessant, maar niet direct bruikbaar was een foto van Marijke met haar ouders. Daaronder, op de bodem, trof hij op datum van twintig maart nog een laatste brief van Marijke; dit keer gericht aan Justine Duroc. Merkwaardig genoeg was hij in het Nederlands. ‘Ik hou het hier geen dag langer uit!’ stond er. Tussen de regels wemelde het van verwijten aan haar ouders. ‘Paps doet alsof hij God is in Brasschaat. Het ganse personeel beeft voor hem. En mijn arme mama is goed gek.’
(WORDT VERVOLGD...)


























Geen opmerkingen:
Een reactie posten