in het werk van reve voltrekt zich de tweestryd tussen links een volstrekt nihilisme, dat eender welke soort van beweging met de bodem inslaat, en rechts een niet-aflatende hang naar vroeg-romantisch avontuur, dwz in de trant van "childe harold" van lord byron of zelfs in de trant van eender welk avonturenverhaal van walter scott (ook walter scott maakte een versie van "de vliegende hollander"). in "de taal der liefde" lezen we die tweestryd hierzo:
*eerst biedt de parodie op het zeeverhaal de auteur een kans om eindelyk voluit te gaan in actie en avontuur, verwoord middels een onbevangen écriture artiste, ik citeer:
"Het weer sloeg om, als bij toverslag. Zware, dreigende zeeën kwamen opzetten. De koers moest telkens worden verlegd. Bijna de gehele bemanning was gedurig in de zoemende touwen en de kreunende masten. Het gehele lichaam van het schip trilde en steunde, zoals het zich voortwrong door de blauwe, zwarte muren van de golven." (verz werk III p491)
*maar dàn dient algauw en onherroepelyk de loomte zich aan; de oneindig langdurige windstilte; de onmogelykheid om te handelen. deze onmacht wordt door de auteur met een sadistisch genoegen, aldus voldoende virtuoos, op de personages losgelaten - én op de lezers:
de bemanning verveelt zich, moet zich nutteloos bezighouden, voelt niks dan angst en vertwijfeling. "Nog een dag van volkomen windstilte verstreek. Zo stil als de zee was… Het schip draaide, misschien door de warme lucht die opsteeg langs de zeilen, langzaam, heel langzaam rond, bijna zo traag als de uurwijzers van een klok." en nog:"De vijfde dag brak aan, en nog duurde de windstilte. Het was een zondag."
het begeren naar een avonturenverhaal wordt de kop ingedrukt. uiteindelyk mondt de geschiedenis slechts uit in een bedroevende masturbatie-scène van de kapitein. einde van dat verhaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten