donderdag 2 april 2020

ONS FEUILLETON

HET SECRETARIAAT



feuilleton in 17 afleveringen


door don vitalski


wat voorafging: nog twee afleveringen en dit verhaal is gedaan. zodat het, ons dunke, weinig zin meer heeft om die gehele intrige nog helemaal voor jullie uit de doeken te doen. je had maar moeten volgen! of, zoals, by leven, goethe (1749-1832) dit reeds zei, maar dan in het hoog-duits:"go with the flow..."













16.
"en wat dan preciés - ik bedoel, eigenlyk: hoe zit dat dan precies, met die razzia, die je daar zei?" zo wilde, begrypelyk genoeg, ossipon katinocenov, de meesterspion, dit met aandrang nog te weten proberen te komen. "de schuld van de prediker, neem ik aan? door wat die dommerik onlangs nog,- ik was erby -, met de luizenaap heeft uitgestoken?"
    "natuurlyk," zei doctor strausius kort. "maar," sprak 'ie nog, met een buitengewoon langdurige reutel, "ik... ik kàn niet meer..."
    dan éindelyk kwam de giraffe terug naar binnen - alleen maar één enkel en enkelvoudig, bedroevend klein, nutteloos bekertje met water, dat het was, droeg 'ie by zich. "giet... uit... op... myn - voorhoofd," zo kuchte doctor strausius het langzaam uit.
    de giraffe was altyd al byzonder beverig, maar vandaag, met alle heisa die er omging, veel erger nog dan anders. een byzonder klein aantal onzinnige, doorzichtige droppels deed 'ie voorzichtig op de doctor zyn rimpelige voorhoofd neêrlanden, maar alle rest van het water spatte verkeerd, en landde de meest nutteloze kanten uit. wel ook een pààr droppels kwamen terecht op het onderste gedeelte van de geelgroene, met diepe sneên geschubde brede mond van de doctor. "zag ik," sprak deze, "zag ik daar, in één van je kasten... zag ik daar, daarstraks, geen fles - met rode wyn? of iets - dergelyks?" "hy bedoelt die fles!" riep katinocenov, "van in de keuken!" "het hoéft niet noodzakelyk water te zyn... alles dat vochtig is, is bruikbaar," zei de doctor. alsof 'ie daarmeê nog stééds niet genoeg aan de weet zou zyn gekomen, bleef die onbenullige giraffe nog een lange tyd staan gapen en loeren waar 'ie stond, bibberend alsof 'ie twee of drie koortsaanvallen tegelyk kreeg te verwerken, en aldoor zachtjes jammerend:"oei... oei toch!" totdat de meesterspion naar hem uitriep:"komaan! sukkel! haal die fles wyn!" "de buffel - heeft die leêggedronken!" "laat zien!"
    de giraffe ging de fles wyn halen, waarover sprake. toch nog, by naêr inzien, één kleine bodem van suf droesem liet zich hierin gewaarworden. "vlug!" riep de meesterspion dit uit. "we hebben geen seconde te verliezen!"
    de giraffe bleef aarzelen. de meesterspion katinocenov trok de fles uit de giraffe zyn twee handen, en begon ze eigenhandig leêg te gieten op doctor strausius zyn brede neusgaten - alsook, vervolgens, op zyn gedroogde, en daarom nu meer donkergroen getinte voorhoofd. maar: te laat, zo bleek; de doctor bewoog zich niet meer.
    "dit hoeft nog niet per definitie," zei katinocenov, "dit hoeft nog niet per definitie op een ramp uit te draaien... laten we zo vlug mogelyk, zo helder mogelyk nadenken!"
    ook in myzelf, lezers, kwamen d'r, op dit kruispunt in de geschiedenis, enkele best haalbare, bruikbare plannen naar omhoog geschoten - maar: laat het! de dingen moesten zichzelf uitwyzen... alleen: dat de doctor hier nu zomaar, zo gauw en zo vanzelf ook, algeheel slap was geworden: voor myzelf was dit goed nieuws, om het weêr oprecht te hebben. keer op keer was het er nu al op uitgedraaid, dat dit verhaal, de ontwikkeling rond de indringer, wel degelyk aan my toebehoorde, en aan niemand anders. per halfuur van de voorbye morgen was dat inzicht zich alsmaar meer helder, alsmaar meer onweêrlegbaar voor ons beginnen af te tekenen.
    "de giraffe en ikzelf halen water, met emmers - en wel zo rap als het kan! en jy daar - kleine matroos!" hy nam zyn hoed af, maar zette die ogenblikkelyk weêr op. "jy neemt die indringer onder de arm! jy gaat met die indringer - naar de directeur!"
    "werkelyk?" zo vroeg ik.
    "ja!" zei de spion. "want: jy bent - van het secretariaat!"
    "maar... zonder stempels, dan? zonder brieven?" ik wist goed genoeg, recht tegenover hem, in dit deurtje staande te drentelen, hoe onnozel het van my was, hier nu alles byeen, om die dingen, die stempels en zo, nog zo klungelig ter sprake te blyven brengen - maar: alles was nu beter, vond ik, dan ervan verdacht te moeten worden, hier zelf, met daadkracht, op deze job, of eender welke job, te hebben aangestuurd. zoals myn vader en moeder het keer op keer hadden gezegd: je moest altyd wachten en afwachten. de dingen, naar dewelke je verlangde, moesten vanzelf, op een natuurlyke weg, naar je toe worden geblazen - of anders zou alles, van de goede fortuin waarmeê je mocht zyn grootgebracht, vroeg of laat toch vanzelf ook weêr ten onder zinken. dat was een regel, daar hield ik my aan.


EINDE: VOLGENDE KEER
      

Geen opmerkingen: