vrijdag 10 maart 2017

VERVOLGVERHAAL 5 labyrints

HET SECRETARIAAT



feuilleton in 17 afleveringen


door don vitalski













5.
daarbinnen was het ongemeen donker, alsof we nu al, zo plotsklaps, tot ver na middernacht waren gevorderd. d'r flakkerden wel, hier en daar, op korte, glimmende kandelabers, enige stompe, blauw-gele kaarslichten, maar de kleine vensters, ondertussen, lieten geen minste daglicht binnen. wat vreemd was, met die korte, mislukt verkleurde nep-gordyntjes, die er toch maar voorhingen.
    de lucht was hier muf, en alle vormen meteen rondom ons sorteerden een byna claustrofobisch effect. toch viel dit alles nog meê, vergeleken by hoe dit interieur d'r altyd had uitgezien in myn verbeelding, al die vele keren toen ik hier, steeds inderhaast, was gepasseerd. het liefst van alles zou je hier natuurlyk helemaal niét naar binnen zyn gekomen, dat klopte - maar: eenmaal je hier dan toch present was, dacht je d'r, wonderlyk genoeg, ook niet meteen meer aan om terug naar buiten te rennen. zoals verwacht, bliezen dood en verderf hierbinnen gestaâg door de lucht - maar: tegelykertyd dienden er zich toch, alles by mekaâr, méér dan genoeg onderwerpen aan die wisten te boeien, toch wel.
    alleen al dit volgende, om te beginnen, kwam op my over als gigantisch curieus: hoewel d'r zich hierbinnen drie of anders misschien zelfs vier levendige figuren lieten waarnemen, die allen, strak naast mekaâr aan 'n tafel gezeten, druk bezig waren met praten, eten, roken en gesticuleren, toch werd myn meest directe belangstelling door prullaria aangetrokken, door levenloze rommel, die eigenlyk niks kon betekenen. zo ontwaarden-ik hier, op een stoffig schab, vlak voor myn neus, een naargeestige asbak van blik, die daar lag, en daarnaast een soort van yzeren kistje in de vorm van een ineengekrompen olifantenkop. voorts lagen hier, kriskras door mekaâr, een stenen pypje, een roestige ring, een gehele hoop stapels oud papier. boven alles liet zich hier, met duimspykers tegen nog zo'n schab, een lange, verkreukelde poster bemerken; een steenoud, volledig vergeeld affiche van ons eigenste circus; "winter-circus" - of meer voluit: "winter-circus van de slappe lach", zo stond hier genoteerd; met helemaal in het midden, in een kader van allemaal vogeltjes en vlindertjes, een rare, kleine, grysharige clown - die op een afschuwelyke manier zyn tong naar ons uitstak.
    waarom bleef ik die onaangename clown zo gedurig bekyken? wat vermocht die dan juist te betekenen hebben? was die verzonnen, die clown? of, zo overdacht ik vlug, was die misschien echt? maar: als die clown écht was - vermoedelyk was die dan wel, op ditzelfde moment in de tyd, reeds dood en helemaal begraven, vermoedelyk zelfs op een begraafplaats die niemand nog wist... een huivering doorspekte my. ik wilde gaan zitten - maar: uiteraard bleef ik rechtstaan.
    aan de linkerkant van de kleine, lage, groezelige tafel die hier stond, zagen we, enigszins nors, de zogenaamde "grote grenobel" ons begroeten, dwz de ongeëvenaarde leider der minotaurussen. dat deze grote figuur zich vanmorgen uitgerekend by de giraffe liet tegenkomen, was maar ten delen-het opkyken waard; in regel moest deze figuur in de buurt zien te blyven van de portalen van het labyrint, maar zyn neiging tot ronddolen, doelloos en helemaal verward, overal in deze regionen, was gekend.
    vlak naast de grote grenobel zagen we vervolgens, naar te verwachten was, met zyn beide, angstig gekromde twee armen op het tafelblad, de gestrafte giraffe zelf zyn opwachting maken. myn ouders hadden gelyk: deze circus-artiest was voor minstens vyftig procent een mens - maar dan wel een mens met een uitzinnig lange, misvormde, bultige nek, waarboven zyn platte, rossige kop, die hem typeerde, tot juist aan het plafond reikte. dit plafond was niet erg hoog, maar de giraffe zat neêr op een erg lage zitpoef; hier te gaan rechtstaan, of zelfs maar op zyn kniën te willen gaan zitten, zou voor dit wezen een totaal onmogelyke opdracht zyn geweest, zoveel was helder; hy "paste" niet, in deze kamer.
    helemaal rechts, nog eens vervolgens, een béétje van de tafel af, want met zyn rug tegen de wand vlak àchter hem, ontwaarden we, iets buiten het beweeglyke kaarslicht, de meester-spion  van het circus, die kleine mens genaamd ossipon katinocenov. een vervelend iemand, een nogal babbelzieke kleine dwerg uit de oekraïne. byna overal ten velde wist die zomaar, gratis en voor niks, voor ons op te duiken, te pas en te onpas, maar meestal zonder werkelyk ergens toe by te dragen... al kon ik my vergissen, schyn was bedrog, ook by ons.
    tussen de duidelyk zeer angstige giraffe links, die érg hard was beginnen te zweten en jammeren, en de meester-spion rechts, lezers, deed zich nu, als eindelyk, hét personage voor, dat dé essentie uitmaakte van dit gehele verhaal, namelyk een soort van indringer, niks minder. maar over dié persoon al het belangryke in het volgende hoofdstuk - lees dit zeker nog voort, als je wil!

WORDT VERVOLGD





Geen opmerkingen: