Joseph had het gevoel dat ze kameraadschappelijk naar buiten keken. Niet enkel was het opgehouden te regenen; het had de schijn of de zon elk moment weer kon doorbreken. Precies op het moment dat hij wou vragen of ze van plan was te verhuizen, kwam een zwarte Jaguar het grind oprijden. Justine reageerde geschrokken.
‘Luister eens,’ zei ze kort, ‘jij bent mijn oudste broer Gerrit, uit Amsterdam. Je bent hier op bezoek. Meer hoef je niet te zeggen. Verder wil ik dat je direct opstapt! Het spijt me!’ Gehaast holde zij door de gang.
Een lange, magere man bleef met gefronst voorhoofd naast de wagen staan, alsof hij overwoog of het niet beter zou zijn om meteen weer in te stappen en weg te rijden. Door zijn donkere teint en het zwarte, naar grijs neigende krulhaar, had hij het voorkomen van een zuiders type.
‘Je bent een dag te vroeg,’ riep Justine hem vanaf de drempel in onberispelijk Frans toe. ‘Ik heb het meisje opgebeld. Zij zou pas rond middernacht aankomen!’
In gebroken Frans en met vreemd accent, merkte hij op: ‘In de keuken is het licht aan. Heb je visite?’
Joseph plaatste zijn kop koffie op de vensterbank om heimelijk van de gelegenheid gebruik te maken de nummerplaat te noteren. Maar tot zijn verlegenheid staarde hij recht in het onbewogen gezicht van een oudere dame met donkere bril achter het zijraam. Was dat schrikken! Hij kon de stapels bankbiljetten zo van haar gezicht lezen.
Had Justine de chauffeur overtuigd om naar binnen te komen? Bij de deur tot de woonkamer stelde zij hen aan elkaar voor. ‘Dokter Lima, één van mijn vrienden. Dit is Gerrit, mijn oudste broer. Hij stond net op het punt te vertrekken. Of had je nog wat te vertellen?’
‘Nee! Enkel mijn kop leegdrinken!’ Hij had de dokter een handje kunnen geven, maar de man bleef op een onverschillige afstand bij de deur staan, en Joseph wilde absoluut vermijden voor de tweede keer op één dag hetzelfde mal figuur te slaan. ‘Vergeet me niet te schrijven,’ zei hij, na zijn laatste slok.
Dat hij hier ongewenst was, hoefde niet gezegd. Al van de eerste blik voelde hij aan dat de dokter hem vijandig gezind was. Nochtans probeerde Joseph zich ver te houden van gekwetste gevoelens. Om vernederingen moest hij niet inzitten. Het ging erom vast te stellen of dit onsympathiek heerschap iets met Marijkes verdwijning te maken had. In dat geval zou het verkeerd zijn zich op emoties te verlaten.
Precies voor hij langs de dokter passeerde, sloeg diens arm als een slagboom naar beneden. Zijn gemaakte lach ontblootte twee gouden tanden in de bovenste rij. ‘Hola vriend, keeft kij uwe zusje-lief kene zoen bij 't afskeid?’
‘Hier ben ik al!’ kwam het van Justines kant.
Op het grindpad gaf grote broer zijn zus op iedere wang een klinkende zoen. ‘Zo goed?’ fluisterde hij en keek in haar blauwe ogen. Zijn handen omvatten de zachte rondingen van beide schouders. Om geloofwaardig te blijven, werd het hoogtijd dat hij haar losliet. Maar juist dan, ofschoon het voor een broer allang genoeg geweest was, drukte hij, gehoor gevend aan een vlaag van onbestemde gevoelens, zijn mond op haar lippen.
Zeker uit angst voor de twee waarnemers brak zij de zalige zoen voortijdig af. ‘Breng Mama mijn groeten over!’
Hij liep langs de auto, zijn blik gevestigd op de schaduwvlekken onder de natte loofbomen langs de kant van de zonovergoten laan.
(WORDT VERVOLGD...)


























Geen opmerkingen:
Een reactie posten