iedere dag een gedicht

TERUGGEBRACHT

we droegen onze jas in een winkel naar binnen.
ik leidde, aan de kassa, de winkelier af.
myn vriend had in zyn binnenzak een kromme staf.
de diefstal kon beginnen.

alsook de dievenruzie, direct achteraf.
wie mocht hieraan winnen,
wie die buit ontginnen.
hy die dapper was en de andere laf.

toch landde het stripboek by my thuis.
dit kwam, daarjuist pas, ter sprake.
er was aan die deal van toen iets niet pluis.

ieder om beurt, nu eindelyk terzake,
mag voortaan om de dertig jaar in een kluis
het kleinood voor zich bewaken.