door gast-auteur Robertus Baeken, vanuit de timmer-kamer...
41.
Met het oog op een origineel geschenk, zoals een Nederlandse vertaling van La naussée, had ik vergeefs een paar boekhandels bezocht. Maar de laatste jaren bleek ik nog weinig mee met wat daar verkocht werd. De meeste handelszaken beschikten enkel over een flinterdunne bovenlaag van mij eerder onbekende auteurs, wier laatste uitgaven, blijkens de door kranten aangehaalde loftuitingen op de achterflap, als meesterwerken werden aangeprezen. Een lezer van Sartre of Dostojewski, zoals ik, had hier nog weinig te zoeken. Dat was jammer, want nu had ik niets als aanleiding om Marie-Claire ook eens wat van ‘mijn andere, mijn diepere’ kant te laten zien.
Een beetje geërgerd omwille van de ruiker rode rozen die ik dan maar gekocht had, belde ik bij haar aan. Ook was ik vreselijk op mijn hoede; te meer daar ik onderweg de heer Vogel in een voorbijrijdende taxi meende te hebben opgemerkt.
De voordeur schoof automatisch op een kier, en ik betrad de inkomhal.
'Kom gauw naar boven!' Marie-Claires stem daalde van de overloop.
Zij droeg een half doorzichtig bloesje met zwarte kant. 'O, wat leuk die bloemen!' Dat ze blij zou doen, lag geheel in de lijn der verwachtingen.
'De oude heer gezien?' vroeg ik, nog steeds niet gerust in de zaak.
'Mijnheer Vogel? Hoe kom je dáár nu bij?'
'Ik vroeg me af of hij misschien die leuke verrassing is!'
'Je moet niet meer aan hem denken! En die verrassing komt straks wel! Ga zitten. Eerst haal ik een vaas voor die prachtige bloemen.'
Terwijl Marie-Claire in de belendende kamer verdween, gooide ik mijn overjas over een stoel. Daarna maakte ik het me makkelijk op de canapé, recht voor een kunsthaardvuur. Ik dacht er opeens aan dat bij Karls liefje ook een haardvuur brandde. Ik kon het mij al precies voorstellen. Hoogstwaarschijnlijk brandden ook daar slechts enkele schemerlampjes, en zeker zoals hier werd de kamer gevuld met zachte muziek, afkomstig van een uitgezochte cd. Ik ontdekte het lege plasticdoosje op de salontafel, naast een teddybeer. 'Sfeervol en romantisch', zo stonden de zeemzoete klanken hierop aangekondigd. Maar hoe dan ook, ik was niet hier om over Marie-Claires smaak te oordelen. Die liet ik maar voor wat hij was, zo niet zou ik het ook over haar meubels moeten hebben en over de dichtgeschoven gordijnen, of over het veel te drukke behang.
Marie-Claire had de rozen in een hoge vaas gestoken, zodat de stengels mooi rechtop bleven. Terwijl zij de vaas op de salontafel zette, bemerkte ik dat haar bloesje één knoopje verder openstond.
'Porto?'
Weer moest ik aan Karl denken. Had ook hij niet eerst een aperitiefje gedronken? Op de keper beschouwd was er geen nieuws aan de orde.
Terwijl Marie-Claire de glazen inschonk, vroeg ik me af wat mij dan wel tot hier had gelokt. Zeker niet gewoon het idee om een nummertje te maken, - een herhaling van wat zich in elk huis ter wereld precies eender afspeelde. Iets uit het verleden had mij geroepen naar deze plaats, waar het mysterie van ‘de vrouw’ aan mij zou geopenbaard worden. Genezen van mijn nieuwsgierigheid zou ik eindelijk tot rust komen.
Maar wat zou er dan moeten gebeuren? Ik kon een beroep doen op mijn fantasie en de gekste toestanden verzinnen, maar ten aanzien van de werkelijkheid bleef ik elke originaliteit schuldig. Welke leuke verrassing ook, ik was hier als de eerste de beste rokkenjager die een vrouwtje gaat versieren. Straks zou ik met een leeg gevoel in de buik, en in mijn hoofd een mysterie minder, naar huis keren. De wereld zal verder zijn gang gaan en ik zou als alle mensen vergeefs blijven uitkijken naar het nieuwe, het andere, het grotere dat altijd in aantocht is, maar nooit komt.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten