32. DE AARDAPPELETERS
Het gevoel dat hij door zijn medewerking tegemoetkwam aan de onnatuurlijke behoefte van een oude viezerik, bracht Joseph in een ongemakkelijke positie. Onder het wiekend pletsen van de ruitenwissers deed hij zijn best de voyeur te begrijpen. Waarschijnlijk was de man impotent en gaf het kijken naar het overspel van zijn vrouw hem het compenserende gevoel dat hij - zij het indirect - aan het gebeuren kon deelnemen. Dat het observeren van mensen tot dergelijke belangstelling kon leiden, opende echter een perspectief dat hem als detective eerder zou hinderen dan helpen, en dus wel ongepast moest zijn. Het ongeduld waarmee hij ondanks het noodweer op het gaspedaal drukte, had eerder te maken met zijn sympathie voor de vrouw, met zijn begrip voor haar situatie, dan met wat Derycke over haar wilde achterhalen. Hij had die honderd euro pertinent moeten weigeren.
Tegen dat Joseph het Kalmthoutse bosdreefje inreed, had het opgehouden te regenen. Daar de bomen nog erg nadruppelden, gaf hij de voorkeur aan een open pad dat langs een omweg naar het huisje leidde. Zo gehaast hij eerst was, zo nam hij alle tijd om de schoonheid van het naaldbos vlak na de storm in zich op te nemen.
De zon brak door. Boven de heide steeg een lichte damp op. Tussen de schorsen fonkelden zwarte diamanten. Hij wandelde in een bocht omheen een omgewaaide boom, snoof de geur van aarde op en kreeg de voorgevel van het huisje in de gaten. Enkel haar kleine Mercedes stond voor. Verscholen achter een struik zag hij hoe, door een forse ruk aan de gordijnen, de namiddagzon werd binnengelaten. De bewegingen in het huis maakten hem zelfzeker. Hij wist precies waar zijn limieten lagen; het had geen zin om nu al tot het uiterste te gaan. Terwijl mevrouw zich voor een wandspiegel opmaakte, lette hij op de boog van haar zwarte wenkbrauwen, zware oogleden, sterke jukbeenderen, haar te grote mond ook, haar neus en al het grove waarmee zij een eeuw geleden best model had kunnen staan voor Van Goghs potloodschetsen van de Hollandse boerin uit De Aardappeleters.
Mevrouw trok een jasje aan en wandelde naar buiten. De geurende boslucht, opstijgende grondnevels en tussen zwart schors verborgen diamanten konden hem, terwijl hij haar op grote afstand langs het lichtjes opverende bospad volgde, niet langer bekoren. Wat verder zag hij mevrouw in haar wagentje traag langs het hobbelige dreefje passeren, nieuwsgierig naar zijn auto kijken en de rijweg inslaan. Met de bedoeling haar tot zekere hoogte in te halen, gaf hij, ondanks de hinder van elke hobbel, vliegend plankgas.
In de buurt van Essen reed zij de parking op van een bekend thee- en ijssalon. Door ook hier genoeg afstand te nemen, volgde hij haar onopvallend naar binnen. Bij de deur was hij getuige van een bijeenkomst. Aan een gedekte tafel waaraan een tiental mensen hadden plaatsgenomen, stond een heer op om haar met een stralende glimlach te verwelkomen. Terwijl hij haar omhelsde, hieven de anderen gezamenlijk een ‘Happy Birthday’ aan.
Als een toevallige klant stapte Joseph naar de bar.
Terwijl hij koffie bestelde, reed een kelner een karretje waarop een reuze ijs- of slagroomtaart naar hun tafel. Een andere kelner volgde hem met thee of koffie. Hoewel er beslist geen dampende aardappelen aan te pas kwamen, had Joseph de draad met De Aardappeleters weer opgenomen. Het bleef hem een raadsel wat de sombere kleuren van slijk, armoede en geploeter in zwarte aarde met dit van licht en weelde overstromende tafereel voor zijn ogen te maken hadden. Misschien waren de afzonderlijke trekken in het gezicht van mevrouw wat grof, maar in zijn geheel voegde alles wonderwel bij mekaar, verleende het haar zelfs een bijzondere aantrekkingskracht, precies zoals het schilderij bruut was en lelijk, maar door zijn uitwerking op hem tegelijk van een onvergankelijke schoonheid getuigde.
‘Wie is er jarig?’ vroeg Joseph, toen de barman een kop voor hem neerzette.
‘De dame in het blauw.’ Hij wees naar mevrouw Derycke. Beter had Joseph zich verder op de achtergrond gehouden; want niet toevallig stelde de man aan mevrouws zijde haar een vraag, waarna zij Joseph met onderzoekende blik monsterde en zeer beslist haar hoofd schudde.
(WORDT. VERVOLGD...)


























Geen opmerkingen:
Een reactie posten