vrijdag 20 oktober 2023

GAST-AUTEUR

39. NAAR DE HEL MET DE LIEFDE


Mevrouw Derycke was afwezig. Vanuit het naaldbos keek hij in het schemerlicht van de avond. Het buiten­huisje lag verlaten in een kom van stilte. Dat de draperieën slordig voor de vensters geschoven waren, had hem moeten geruststellen. Daarom was het vreemd dat hem, bij het oversteken van de brede grasstrook, waarover drijvende mistbankjes zich als wollige scha­apjes hadden verspreid, het gevoel bekroop te worden bespied.

   Het gras was nat. Hij keek naar de neus van zijn schoenen en vandaar naar het peperkoeken huisje dat bij elke stap achteruitweek, als in een droom waarin het doel nooit wordt bereikt. En al die tijd kreeg hij weer te doen met zijn kleine waanzin, met het zwarte gat in zijn leven, met het gevoel van leegte en moedeloosheid en dat elke ingeslagen rich­ting, elke gedachte aan vooruitgang neerkomt op zelfbe­drog. De sleutel in zijn hand bood hem tij­delijk afleiding.

   De voor­deur draa­ide open en toen hij in het licht van zijn zaklamp het inte­rieur weerzag, was het of zijn neus met een stomp tegen de realiteit van het echtpaar Derycke werd gedrukt. Hier stond het divanbed waarop mevrouw en haar min­naar elkaar­ had­den omhelsd, daar het ronde tafeltje met de rieten stoelen, waaraan zij samen hadden gedi­neerd. Het zoeklicht kantelde als een witte kegel naar de ladekast in de hoek van de ka­mer: zoals hij uit ervaring wist, een ideale plek voor het bewaren van een agen­da met namen, adressen, telefoonnum­mers, - gegevens zonder welke een detective niet verder kan.

   Bij het opentrekken van de bovenste la viel zijn oog op een schrijfboekje. Jo­seph opende het schrift in de felle lichtstraal. ‘Ooit maak ik hem van kant,’ zo begon de eerste regel.

   Plotseling ging het licht aan. Eerst meende hij dat zijn ellenboog de knop per abuis had omgescha­keld. Zeer ver­rassend bereikte hem mevrouws stem. ‘Waarom steek je niet gewoon het licht aan, Reinhout? Oordeel zelf: dit leest toch mak­kelij­ker?’

   Het gebeurde zo onverwacht dat Joseph zelfs geen tijd had om te schrikken. Beko­mend van de verrassing sloeg hij het schrijfboekje dicht. ‘Jij had mij verwacht?’

   ‘Ik weet dat je mij bespiedt. La­atst heb je zelfs mijn biefstuk opgege­ten.’

   Daarmee vond hij ineens een verklaring waarom hij het lief­despaar zo dicht had kunnen naderen, en waarom hij, on­danks het lawaai op de zoldering en zijn niezen in het bos, onopgemerkt was gebleven.

   ‘Heb je de smerige foto's aan mijn man gegeven?’

   ‘Een uur geleden... Nu moet ik eraan toevoegen dat ze weinig indruk op hem maakten.’

   Mevrouw kwam voor hem staan; alsof zij zichzelf aanbood. Hij keek in haar gezicht, getroffen door haar huid­structuur die haar er ouder deed uitzien dan van op afstand. Haar mond was te groot, haar felgekleurde lippen te gre­tig. Maar weer kon Joseph niet ontken­nen dat die on­volkomenheden haar er ongelooflijk aan­trek­kelijk deden uitzien. ‘Ik zal je een verklaring geven. Onze liefde is morsdood! Wij proberen ons huwelijk nieuw leven in te bla­zen.’

   ‘Is het niet eenvoudiger te scheiden?’

   ‘Zie het als een vorm van amuse­ment. Hij kan er niet aan weerstaan. En zelf heb ik evenmin te klagen. Dus, ga maar door met je boei­end vak. Wat zocht je verder?’


(WORDT VERVOLGD...)


Geen opmerkingen: