63.
Op een avond luidde bij Paul de deurbel. Het geluid kwam als een storend element. Hij en Mathilde hadden elkaar al een week niet meer gezien, en geil als ze waren, was hun bekommernis om alsnog fatsoenlijk voor te komen ver zoek. Ondergedompeld in het schaduwrijke gebied, dat van haar blinkende ogen tot de weelderige vormen beneden haar opgerichte dijen lag uitgestrekt, leefde hij zich uit. Je bent gek, hoorde hij Mathilde giechelend. Hij keek in haar gezicht en vond dat het ondanks haar volheid, waardoor het wat opgedrongen voorkwam, toch een zekere fijnheid bewaarde. Dit zeldzame contrast ontdekte hij eveneens in haar gedrag. Door haar koketterie, de vrouwelijke trucjes waarmee zij hem tegemoetkwam, met afgemeten doses onschuld en hoerigheid, kreeg ze hem weer zover. Het beest in hem ontwaakte.
En middenin die beestentuin van lustige verdwazing of verdwaasde lust, klonk opeens de bel. Zonder tussenpauzes kwam het signaal terug, zo vaak tot Mathilde besloot: ‘Vooruit Paul! Neem een kijkje!’
In bloot bovenlijf en dichtgeknoopte broek, holde hij de trap af. Boven het onophoudelijk gerinkel, klonk het bonken van een vuist. Bij het openen van de deur overwon een binnenwaartse druk zijn weerstand. In een wip schoof Vanessa tussen de ontstane opening om zich vertwijfeld in zijn armen te storten. ‘Hij zit achter me aan... Met een bajonet!’ Haar adem stokte.
‘Jungheinrich?’
Weer drukte Vanessa haar hoofd tegen zijn borst. Paul twijfelde er niet aan dat zij de waarheid sprak, maar zij mocht hem wel antwoord geven. Als in shock barstte ze in snikken uit. ‘Een stalker! Ik kom net van een bruiloft en sindsdien zit hij me op de hielen.’
Paul bracht haar naar het salon, hielp haar zachtjes op de canapé.
‘En waar is die kerel nu?’ Hij had al die tijd in de diepe glooiing tussen haar borsten gekeken. Het kwam hem voor dat zij niets onder haar jas aanhad.
‘Hij wacht me op in de straat.’
Paul loerde door het venster. Onder het bleke schijnsel van een lantaarn aan de overkant stonden enkele auto’s geparkeerd, wat heel gewoon zou zijn geweest als er niet een opvallend rode sportwagen tussen had gestaan.
‘Rijdt hij met een Porsche?’ Zonder Vanessa's antwoord af te wachten, zei Paul: ‘Oh, maar ik zie hem!’ Achter het stuur bewoog het vuurpuntje van een sigaret. Af en toe gloeide het eventjes op en ontwaarde hij een gladgeschoren kin. ‘We wachten tot hij uit angst voor de politie wegrijdt. Lang zal dat niet duren.’
Paul opende de voordeur en noteerde vanaf de drempel zijn nummerplaat. Zoals verwacht, reageerde die kerel meteen. Als een bliksem scheurde de Porsche de straat uit.
(Wordt Vervolgd...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten