65.
THYSSEN OF THYS
Pas toen Thyssen in het schuurtje kwam, besefte hij de kracht en krankzinnigheid van zijn voorbije ijlkoortsen. Achter hem stond de houten poort op een kier. Zo vroeg in de namiddag drong hier, behalve het landelijke gezang van vogels en de scherpe lichtstrook over de met zand en stro bedekte vloer, niets van de buitenwereld naar binnen: zaken zoals het voortschrijden van de tijd of wat overal elders gaande was. Hij keek naar de bultige, met menselijke knoken gevulde jutezak op de grond en verbaasde zich over de inwendige rust van het schuurtje. Naast de ontruimde varkensstal stond een oude sjees te vermolmen. Het hooi op de zoldering was vergaan en viel bij het minste schokje als vermalen poeder door de houtspleten naar beneden.
Zolang de zak hier lag, zou geen mens achter het bestaan ervan komen. Nieuwsgierig als de meisjes waren, had eentje het voorgaande allicht op een veilige afstand van het venster op de achtertuin gadegeslagen. Thyssen voelde haar scherpe blik door de muren dringen, hoorde haar commentaar tegen een vriendinnetje dat in een andere hoek van de kamer onder de haardroger zat of patience speelde. Die uitleg probeerde zijn nors gedrag en bijzondere opvliegendheid tijdens hun middagontbijt, te verklaren. Dat het iets met Vanessa's afwezigheid te maken had, daarover waren ze ‘t roerend eens. Zat zij in die zak? Hierover durfden zij hun verschrikkelijk vermoeden niet uitspreken. Des te dichter hun onbescheiden blikken de verborgenheid in het schuurtje naderden, des te sterker kreeg de huiver hen te pakken. Zelf zouden zij altijd op een veilige afstand blijven, als een stel bange kippen achter het gaas. Thyssen hoefde van hun kant niks te vrezen. Het enige gevaar bestond eruit dat er politie kwam om hen onder vier ogen te ondervragen of huiszoeking te verrichten, waarbij het schuurtje niet aan hun blikken zou ontsnappen. Hij had het al overwogen de bakstenen vloer open te breken om de zak met knoken eronder te stoppen. Dit zou de beste oplossing zijn als hij tijd genoeg had. Maar juist over dit punt verkeerde hij in de grootste onzekerheid. Hij kon zich voorstellen dat een van de nabestaanden volgende week naar de politie zou lopen om aangifte te doen dat persoon zus en zo werd vermist. Er waren zeker aanwijzingen dat het spoor naar zijn kroeg liep. Dat hij reeds een strafblad had, maakte hem nog verdachter. Op het laatste nippertje zou de nog niet volledig opgedroogde mortel tussen de voegen bij de rechercheurs de aandacht trekken. Thyssen huiverde bij de gedachte. Het lijk moest hier weg, zo gauw mogelijk! Hij knielde bij de zak en ging na of de vloer eronder droog gebleven was. Kalm blijven! hoorde hij zich dwingend herhalen, alsof er iemand bij hem was, die weigerde te gehoorzamen. Zijn zwetende handen, bezig de zak met een touw dicht te knopen, waren niet zijn handen. Eindeloos ver in de diepte waren die vreemde handen koortsachtig bezig met iets dat hij niet kon vatten. Handen die een reine indruk gaven, maar waaraan iets kleefde dat nooit meer te verwijderen viel, wat hij ook zou proberen.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten