IN HET LABYRINT
feuilleton in 10 afleveringen
door don vitalski
wat de leeuw alsmaar weigerde te geloven, was dat die kleine, zelfs niet helemaal serieus te nemen razzia die het in zyn geheel toch maar was, als je het de anderen vroeg, dat die voor rosengarten feitelyk goed uitkwam; namelyk als een uitvlucht om vervolgens, weêr vryglaten, toch niet meer te willen terugkeren naar zyn dagdagelykse verantwoordelykheden; de leeuw en zyn leeuwenkooi - er stond in het circus sindsdien simpelweg geen leeuwenshow meer op het programma. kon het nog méér schandalig?
maar ludo, de laffe leeuw, die verkoos nu zelfs te doen alsof we niet eens wisten waar zyn meester nog ergens uithing. de leeuw moest zichzelf, met proactieve daadkracht, blyven en blyven wysmaken dat zyn meester, rosengarten nevada, er ook allemaal niks aan kon doen; hy moest zichzelf maken dat rosengarten ook naar hém op zoek was, precies zoals hyzelf op zoek was naar rosengarten; want gaf hy het voor zichzelf, op de dag, toch helemaal toe wat er preciés was gebeurd,- namelyk, kortweg: dat hy door rosengarten, simpel en groots, in de steek was gelaten,- wat dan? dan ging die laffe leeuw waarschynlyk, regelrecht en letterlyk, dood van verdriet. van liefdesverdriet.
van de emmer water driftig gedronken hebbend, ging de leeuw toch eerst even, zoals het hem uitkwam, het hier toevende gevogelte wat opjagen; niet werkelyk gedreven - neen, veeleêr zelfs byna met tegenzin -, drentelden-'ie naar de schuttingen, en een zeer lusteloos grommen toch voortbrengend, met één poot voor zich krabbend. de raven en kraaien en grote merels die het waren, maakten zich dan ook maar nauwelyks uit de voeten. zo laat het ze gegeven was, sprongen ze langzaam, eventueel, een halve meter naar opzy, en dat was het dan.
vervolgens gingen ze naar binnen.
de prediker ontstak zich een zoveelste kleine cigaar. aan de laffe leeuw gaf 'ie nog 'n suikerwafel. "geen wonder dat je d'r bent..."
"kyk hier," sprak 'ie voort. "van ginette..."
op zyn twee armen droeg de prediker nu, langs een zydeur waar een zwaarwichtig, donkerblauw en van floer genaaid gordyn voorhing, een grote, ronde, rieten waskorf naar binnen - en zette die, niet zonder een kreun, voor zich op de tegelgrond. "dat zyn," sprak 'ie, "wel 'n stuk of dertig, veertig kazuifels, die ze voor my gewassen heeft... jammer," sprak 'ie nog, "dat jy, zoals je zelfs weet, eêr onhandig bent." waarmeê 'ie bedoelde:"anders had je me nu misschien kunnen helpen met vouwen."
tien 'ie daarbuiten, met dit barre weêr, door de velden zwierf, kon ludo de laffe leeuw nooit vlug genoeg ergens binnen geraken; maar nu 'ie dan eindelyk binnen was, schepten-'ie er ogenblikkelyk een groot genoegen in om by het grote raam te gaan zitten, juist om zo gedurig mogelyk naar buiten te kyken - zelfs al viel daar zo weinig te beleven. de vogels, de kale, zacht wuivende takken, de wel zichtbaar aangroeiende pakken dryfwolken...
de prediker begon tegen de leeuw een gehele uitleg. niet in 'n achterlyke babytaal of in dierlyke gebaren alsof de leeuw een debiel was, maar volwassen en intelligent - dàt was het, wat de leeuw zo erg aan hem apprecieerde. die uitleg van de prediker ging, met zo weinig mogelyk onderbrekingen, zoals hieronder nu integraal volgt - indien het de schryver dezes, met was goed fortuin, gegeven worde.
WORDT VERVOLGD
Geen opmerkingen:
Een reactie posten