HET LIED VAN DE KAAIMAN
in dryfzand is die botterik ooit geboren,
in dryfzand zal die botterik ook vergaan.
wie grypt dat gryze mormel morgen bij z’n oren,
wie zal het met een bezem durven slaan.
zyn kinderen door ons doorgespoeld,
die hadden teveel gekrioeld.
eens raden, da's niet moeilijk,
hoe die kaaiman zich nu voelt.
ons eiland schynt begroeid in mooi groen koren,
toch mogen wy daar nooit meer wandelen gaan.
het monster gromt naar ons als nooit tevoren.
daarjuist werd het verjaagd van de jordaan.
zyn eieren geraakten onderkoeld,
al hadden wij dat zo niet bedoeld.
geen wonder wat daar nu vanonder in die bodem
per ongeluk wordt omgewoeld.
wie zal die arme kaaiman durven aaien,
wie zal hem durven strelen met een spaan.
wie zal dat eenzaam wezen durven paaien,
dat heeft tot dusver nooit iemand gedaan.
al hebben wy aldoor laarzen aan,
in waarheid zijn wij naakt.
kyk hoe die kaaiman ons
zometeen in tweeën kraakt.
in dryfzand drukt die draak ons weldra onder,
ook wy hebben geen been om op te staan.
in dryfzand zonder bliksem en zonder donder.
en dan is het ook met ons voorgoed gedaan.
en dan is het ook met ons voorgoed gedaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten